Toegang tot de bestuursrechter heb je niet zomaar: van een belanghebbende wordt verwacht dat hij in de voorfase een zienswijze heeft ingediend of bezwaar heeft gemaakt. Heeft een belanghebbende dat niet gedaan – en is daar ook geen goed excuus voor – dan is toegang tot de rechter uitgesloten. Op 14 januari 2021 heeft het Europees Hof van Justitie (ECLI:EU:C:2021:7) echter geoordeeld dat de Nederlandse wet op onderdelen in strijd is met het Verdrag van Aarhus. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor procedures in milieukwesties.
De aanleiding
Aanleiding voor de uitspraak is een beroepsprocedure bij de rechtbank Limburg, ingesteld door de milieuorganisaties Varkens in Nood samen met de stichtingen Dier&Recht en Leefbaar Buitengebied. Zij verzetten zich tegen een vergunning voor een staluitbreiding van een varkenshouderij in de gemeente Echt-Susteren.
Varkens in Nood heeft in de voorbereidingsfase van deze vergunning geen zienswijze over het ontwerpbesluit ingediend. Om toegang tot de rechter te krijgen, is zij dat volgens de Nederlandse wet wel verplicht: op de voorbereiding van besluiten die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, is de zogenaamde uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing. In deze procedure kan iedereen (ook als je geen belanghebbende bent) zienswijzen indienen over ontwerpbesluiten met aanzienlijk milieugevolgen. Vervolgens kan alleen beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter door een belanghebbende die daar gebruik van heeft gemaakt en dus daadwerkelijk een zienswijze heeft ingebracht. Wie dat niet heeft nagedaan, kan in beginsel niet terecht bij de bestuursrechter, zo bepaalt artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat zou betekenen dat het beroep van Varkens in Nood niet-ontvankelijk moet worden verklaard en niet inhoudelijk door de rechter wordt behandeld.
Varkens in Nood betoogt echter dat ‘verplicht’ deelname aan de zienswijzenfase, voordat beroep kan worden ingesteld, in strijd is met artikel 9 lid 2 het Verdrag van Aarhus. Het Verdrag van Aarhus geeft regels over informatie, besluitvorming en rechtspraak in milieuaangelegenheden. Artikel 9 lid 2 van dit Verdrag bepaalt – kort gezegd – dat belanghebbenden toegang tot een rechterlijke instantie moeten hebben.
De vraag waarvoor de rechtbank Limburg zich gesteld ziet, is of artikel 6:13 Awb in strijd is met artikel 9 lid 2 van het Verdrag van Aarhus. In een prejudiciële procedure wordt die vraag voorgelegd aan het Europees Hof.
Oordeel van het Europees Hof
Het Europees Hof geeft twee belangrijke oordelen over zaken waarop het Verdrag van Aarhus van toepassing is.
Ten eerste vindt het Europees Hof dat iedereen die het recht heeft deel te nemen aan de voorbereidingsprocedure – dus een zienswijze mag indienen – dat recht ook bij de rechter moet kunnen afdwingen. Zoals gezegd kan volgens de Nederlandse voorbereidingsprocedure iedereen een zienswijze indienen, belanghebbende of niet. Dat betekent ook dat iedereen die een zienswijze heeft ingediend, daarna toegang tot de rechter heeft; belanghebbende of niet. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat volgens deze uitspraak van het Europees Hof alleen het inspraakrecht zelf bij de rechter kan worden afgedwongen. De inspreker kan dan bijvoorbeeld klagen over te korte termijnen of zelfs het ontbreken van een mogelijkheid tot inspraak. Het besluit zelf kan, op grond van deze uitspraak, door niet-belanghebbenden niet aan de rechter worden voorgelegd.
Ten tweede oordeelt het Europees Hof dat het Verdrag van Aarhus zich ertegen verzet dat een niet-gouvernementele organisatie die als belanghebbende kwalificeert, een zienswijze moet hebben ingediend voordat zij terechtkan bij de bestuursrechter. Anders gezegd: als een belanghebbende een niet-gouvernementele organisatie in een milieuzaak geen zienswijze heeft ingediend in de voorbereidingsprocedure, dan moet de bestuursrechter het beroep tóch in behandeling nemen. Dat beroep mag niet afhankelijk worden gesteld van een zienswijze.
De uitspraak van het Europees Hof ziet expliciet op niet-gouvernementele organisaties, omdat die situatie zich voordoet in de procedure bij de rechtbank Limburg. Het Verdrag van Aarhus maakt echter geen onderscheid met andere belanghebbenden. Het ligt dus in de rede dat dit ook geldt voor andere belanghebbenden, zoals bedrijven en particulieren.
De gevolgen van deze uitspraak
Deze uitspraak heeft grote gevolgen voor het Nederlandse bestuursrecht in milieuzaken. Voor een belanghebbende die in beroep wil bij de bestuursrechter, is het geen vereiste meer dat hij een zienswijze heeft ingediend. Dat mag geen voorwaarde zijn voor beroep. Voor houders van een omgevingsvergunning milieu, heeft dit tot gevolg dat zij langere tijd in onzekerheid moeten blijven. Pas na afloop van de beroepstermijn weet een vergunninghouder of die vergunning definitief is geworden. De wetgever is nu aan zet om artikel 6:13 Awb aan te passen. Tot die tijd zal de rechter het artikel overeenkomstig de uitspraak van het Europees Hof moeten uitleggen.
Heeft u vragen over bestuursrecht of wilt u advies of bijstand met betrekking tot procedures in milieukwesties? Neem dan contact op mr. R. Jongen, Sectie Vastgoed en Overheid.(rjongen@thuispartners.nl).