De commissaris van een familiebedrijf verkoopt een schilderij aan de bestuurder van een andere vennootschap voor een bedrag van € 500.000,-. Tot zover een op het oog gebruikelijke (wellicht niet alledaagse) transactie. In dit geval koopt het familiebedrijf van de commissaris echter in dezelfde periode percelen grond van de vennootschap van de betreffende bestuurder voor onder meer een bedrag van € 16.500.000,-. Later blijkt dat de waarde van het schilderij op een bedrag van ‘slechts’ € 13.000,- wordt geschat. Toeval of niet? Volgens het gerechtshof Amsterdam niet en zij oordeelt dat de commissaris steekpenningen heeft aangenomen in de vorm van de € 500.000,- die hij voor het schilderij heeft gekregen.
Feiten
Op 9 april 2008 sluit het familiebedrijf als koper een overeenkomst met de andere vennootschap als verkoper voor de koop van een perceel grond. De koopprijs bedraagt € 16.500.000,-. Vrijwel direct na het sluiten van de overeenkomst ontstaat er discussie over de juistheid van de koopprijs. De koper weigert om de grond af te nemen en de koopprijs te voldoen. De verkoper blijft daarentegen aandringen op afname van het perceel grond en vraagt in dat verband om een voorschotbetaling. De commissaris meldt aan de bestuurder van de koper dat hij en zijn gezin door de verkopers ernstig worden bedreigd. Enkele dagen daarna geeft de commissaris het rekeningnummer van de verkoper aan de bestuurder door. De bestuurder voldoet vervolgens een voorschotbetaling van € 3.000.000,- op de rekening van de verkoper. Een paar dagen later ontvangt de commissaris een eerste termijnbetaling voor het door hem persoonlijk verkochte schilderij van € 150.000,-. Dit bedrag betaalt verkoper van dezelfde rekening als waar verkoper het voorschot voor het perceel grond op heeft ontvangen. Kort daarna ontvangt de commissaris een tweede betaling. Een maand daarna gaat het familiebedrijf wederom een overeenkomst met de verkoper aan. Ditmaal voor de koop van twee percelen grond. Een half jaar later maakt de verkoper een derde betaling aan de commissaris over.
Naderhand verneemt de bestuurder van het familiebedrijf dat de commissaris een aanbrengfee van € 500.000,- heeft ontvangen. Daardoor ontstaat de verdenking dat de commissaris steekpenningen heeft ontvangen voor het aangaan van de transacties.
Onbehoorlijk taakvervulling commissaris
Het familiebedrijf spreekt de commissaris aan voor de door haar geleden schade op grond van onbehoorlijke taakvervulling. De rechtbank oordeelt dat de commissaris met de verkoop van het schilderij steekpenningen heeft aangenomen teneinde zijn invloed aan te wenden om het familiebedrijf te laten participeren in de transacties. Daarop heeft de rechtbank (i) voor recht verklaard dat de commissaris zijn taken onbehoorlijk heeft vervuld en (ii) de commissaris veroordeeld tot vergoeding van de als gevolg daarvan door het familiebedrijf geleden schade, nader op te maken bij staat.
De commissaris laat het er niet bij zitten en gaat in hoger beroep. Hij stelt onder meer dat hij geen steekpenningen heeft aangenomen en geen invloed heeft uitgeoefend op het familiebedrijf om de transacties aan te gaan. Het gerechtshof Amsterdam gaat daar echter niet in mee en oordeelt dat de bedragen die de commissaris voor de verkoop van het schilderij ontving als steekpenningen waren bedoeld, zodat hij zijn invloed als commissaris zou gebruiken om de transacties tot stand te laten komen. Daarbij was naar het oordeel van het gerechtshof onder meer van belang dat (1) de commissaris in een controlerende en adviserende rol actief was betrokken bij de totstandkoming van de transacties, (2) hij volgens de bestuurder van de verkoper ‘de tent van het familiebedrijf runde’ en (3) die bestuurder heeft aangegeven dat hij het schilderij enkel heeft gekocht met het oog op de zakelijke relatie. Bovendien had de commissaris zich vanwege het enorme verschil tussen de getaxeerde waarde en de koopprijs van het schilderij moeten realiseren dat hij in feite werd beloond voor zijn bijdrage in de totstandkoming van de transacties. Door het aannemen van de steekpenningen heeft de commissaris zich in een positie gebracht waarin hij zijn taken als commissaris niet langer onafhankelijk kon uitvoeren. Daar kan hem een persoonlijk ernstig verwijt van worden gemaakt. Het hof beslist daarop dat het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd.
Noot
Commissarissen moeten hun controlerende en adviserende taken te allen tijde onafhankelijk en in het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming uitvoeren. Als een commissaris van een contractspartij van de vennootschap waar hij toezicht op dient te houden bijvoorbeeld goederen en of diensten ontvangt, kan die onafhankelijkheid in het geding komen. Uit bovengenoemde uitspraak blijkt dat ook aan die onafhankelijkheid kan worden getwijfeld indien er in een transactie tussen een commissaris en een contractspartij sprake is van een grote discrepantie tussen de waarde van en de koopprijs voor het goed. Bij een dergelijke discrepantie is het natuurlijk moeilijk te geloven dat de commissaris in kwestie zich niet heeft gerealiseerd dat hij in feite werd beloond voor zijn bemoeienissen bij de transacties waardoor er feitelijk sprake was van zelfverrijking ten opzichte van de rechtspersoon. Commissarissen dienen zich er daarom steeds van te vergewissen of hun onafhankelijkheid door het sluiten van een bepaalde privé transactie in het geding kan komen waardoor zij niet onbevooroordeeld, of zelfs met een tegenstijdig belang, hun taken als commissaris kunnen uitoefenen.