Loondoorbetalingsverplichting voor werknemer die in thuisquarantaine verblijft

29 juli, 2020

De voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg heeft zich in kort geding op 23 juli 2020 uitgelaten over de vraag of een werknemer die in thuisquarantaine verbleef vanwege een mogelijke besmetting van zijn partner met het coronavirus, recht had op loondoorbetaling (ECLI:NL:RBLIM:2020:4465). Deze uitspraak wordt hieronder toegelicht.

De feiten

De betreffende werknemer is sinds 1 januari 2019 in dienst bij werkgever. De werkgever bericht op 27 februari 2020 aan werknemer dat zijn tijdelijke arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. Op 16 maart 2020 bericht de werknemer zijn werkgever dat hij mogelijk in aanraking is gekomen met het coronavirus (COVID-19) via een vriendin. Hij biedt aan te komen werken, maar laat de keuze aan zijn werkgever. De werkgever geeft aan dat hij kan thuisblijven en zich ziek dient te melden. De werknemer verricht thuis nog wat werkzaamheden en hervat zijn werkzaamheden op locatie vanaf 23 maart 2020. Op 26 maart 2020 bericht de werknemer zijn werkgever dat zijn partner verschijnselen van het coronavirus heeft en hij daarom – conform de richtlijnen van het RIVM – niet op de werklocatie zal verschijnen. Saillant detail is dat de werknemer enkele dagen eerder verlof had aangevraagd voor 26 en 27 maart 2020, maar deze verlofaanvraag heeft de werkgever geweigerd. De werkgever reageert op het bericht van de werknemer door hem te verzoeken alsnog zijn werkzaamheden op locatie uit te voeren. Werknemer geeft hier geen gehoor aan. Vervolgens houdt de werkgever twee wachtdagen in op het salaris van de werknemer, betaalt hij 70% salaris over de maand maart 2020 en slechts 50% salaris over de maand april 2020. Tevens houdt de werkgever verlofdagen in over de periode dat de werknemer thuis in quarantaine heeft gezeten.

De werknemer vordert vervolgens in kort geding onder andere betaling van het achterstallige salaris over de maanden maart en april 2020 met wettelijke verhoging, wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De werkgever acht het verhaal van de werknemer ongeloofwaardig en betwist dat de werknemer in aanraking is geweest met een vriendin die besmet was met het coronavirus, alsook dat de partner van werknemer ziekteverschijnselen van het coronavirus vertoonde.

Het oordeel van de voorzieningenrechter

Van belang bij de beoordeling van dit geschil is artikel 7:628 lid 1 BW. Op basis van dat artikel is de werkgever verplicht het overeengekomen salaris toch te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid geheel of gedeeltelijk niet heeft verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De werkgever dient te bewijzen dat het niet verrichten van de arbeid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De vraag is dus voor wiens rekening het niet werken in dit geval komt. De voorzieningenrechter overweegt als volgt:

“Bij quarantaine is (nog) geen sprake van een zieke werknemer, maar van een werknemer die gehoor moet geven aan een opgelegde voorzorgsmaatregel van de overheid. (..) Indien een werknemer in contact is geweest met een persoon die mogelijk besmet is met het coronavirus of een zieke huisgenoot heeft en van overheidswege in quarantaine moet en niet thuis kan werken omdat dit in zijn / haar beroep onmogelijk is, is dat een omstandigheid die niet in de risicosfeer van de werknemer ligt. De werkgever is in dat geval verplicht het loon door te betalen (tenzij partijen dit voor de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst hebben uitgesloten, artikel 7:628 lid 5 BW). Omdat in deze situatie geen sprake is van ziekte, mag de werkgever geen wachtdagen op het loon inhouden en moet de werkgever het volledige loon doorbetalen.”

In het voorliggende geval werd het risico van het niet werken dus als een werkgeversrisico aangemerkt waardoor de werkgever het salaris moest doorbetalen. Dat de werkgever het verhaal van werknemer ongeloofwaardig vindt, is door de werkgever onvoldoende gemotiveerd. Hoewel de discussie in andere zaken niet gericht was op artikel 7:628 BW en voor wiens risico het niet werken tijdens thuisquarantaine komt, is ook in andere zaken bepaald dat tijdens de coronacrisis het salaris van een werknemer in principe moet worden doorbetaald ook al kan de werknemer door de sluiting van het restaurant waar hij werkzaam is geen werkzaamheden verrichten (zie de uitspraak van de Rechtbank Amsterdam van 28 mei 2020) en dat arbeidsvoorwaarden niet zomaar eenzijdig kunnen worden gewijzigd (het verplicht opnemen van vakantiedagen), ook niet vanwege de coronacrisis (zie de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 29 mei 2020).

Dit is een bijdrage van mr. Yvonne Dortant (ydortant@thuispartners.nl)

Geschreven door
Y.D.
Yvonne Dortant

Was dit artikel nuttig?

Wij bespreken graag uw persoonlijke situatie tijdens een vrijblijvende kennismaking met een voor uw situatie relevante specialist.

Een van onze adviseurs neemt binnen uiterlijk één werkdag contact met u op om samen een afspraak in te plannen