Vaak wordt gewezen op de omstanders en dat “men” het wist binnen een organisatie, maar dat er toch onvoldoende werd gedaan. Actie ondernemen is belangrijk, maar toch niet zonder risico.
In een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (15 augustus 2024, AR 2024-1165) stond het ontslag op staande voet van een verpleegkundige centraal die een stagiaire expliciet had afgeraden naar de stage te gaan, omdat er sprake was van een onveilige werksituatie voor de stagiaire. Op 15 mei 2024 had de werkneemster namelijk van collega’s vernomen dat de directeur van werkgeefster grensoverschrijdend gedrag zou hebben vertoond jegens een stagiaire. De dag daarop vernam werkneemster dat er spraak-/beeldopnames zouden circuleren die met dit voorval te maken hebben. Het ging om een filmpje waarop te zien was dat de directeur de piercing in de navel van de betreffende stagiaire kuste. Op 17 mei 2024 heeft een minderjarige leerling, van wie werkneemster de werkbegeleidster was, telefonisch contact met werkneemster opgenomen naar aanleiding van de rondgaande berichten over de directeur. Op 21 mei 2024 om 7:00 uur bleek werkneemster afgesloten te zijn van haar werkaccounts en de WhatsApp-groepen. Diezelfde dag heeft werkgeefster werkneemster beschuldigd van het bellen van studenten met het advies om niet naar de stage te komen omdat hun veiligheid niet kon worden gegarandeerd. Werkneemster heeft vervolgens de raad van commissarissen een e-mail gestuurd over de deactivatie van haar werkaccount en de WhatsApp-groepen. Op 30 mei 2024 is werkneemster op staande voet ontslagen, onder meer vanwege het benaderen van een stagiaire om niet naar de stage te komen, omdat dat niet veilig zou zijn.
De kantonrechter oordeelde niet alleen dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, maar vond ook dat er geen sprake was van een dringende reden. Werkneemster heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet op eigen initiatief derden heeft benaderd. Werkneemster heeft toegelicht dat zij op 17 mei 2024 zelf door een van de door haar begeleide leerlingen is benaderd. Werkneemster heeft toen eerst overleg gehad met haar eigen werkbegeleider en de kwaliteitsmedewerker en pas daarna besloten om de door haar begeleide minderjarige stagiaire terug te bellen en deze te adviseren vooralsnog niet naar de stage te gaan. Zij heeft de directeur in dat gesprek niet beticht van grensoverschrijdend gedrag, zodat het verwijt van werkgeefster op dit punt geen hout snijdt. Dat werkneemster contact heeft opgenomen met de raad van commissarissen kan haar niet worden verweten, temeer niet daar zij eenzijdig en zonder toelichting was afgesloten van de systemen. Ook in die e-mail heeft werkneemster louter feitelijkheden gemeld en de directeur niet beschuldigd.
Uiteindelijk krijgt werkneemster een billijke vergoeding. Dat voortijdig (eerder van de overeengekomen einddatum dienstverband) een einde is gekomen aan de samenwerking is veroorzaakt door een keten aan gebeurtenissen waar werkneemster zelf eigenlijk buiten stond. Zij heeft slechts in het belang van de aan haar zorg toevertrouwde minderjarige leerling geadviseerd. Dat dit haar vervolgens haar baan heeft gekost, is dan ook uitermate zuur.
In casu heeft werkneemster zorgvuldig gehandeld, geen onterechte beschuldigingen geuit en gemeend te moeten handelen in het belang van de stagiaire. Toch is betrokkene haar baan kwijt, hetgeen, zoals de kantonrechter aan geeft uitermate zuur is. Deze uitspraak laat maar weer eens zien dat het acteren als omstander niet altijd in dank wordt afgenomen en ook vergaande arbeidsrechtelijke gevolgen kan hebben. Hoe het met de directeur is kwestie is afgelopen, is niet bekend.