Per 1 januari 2018 wijzigt de Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag op een aantal opvallende punten. Ondermeer wijzigt de toepasselijkheid van de wet bij overeenkomsten van opdracht. De wijziging heeft tevens gevolgen voor branches waarin stukloon wordt uitbetaald. Het minimumloon gaat als gevolg van de wijziging ook wettelijk gelden voor overuren.
Overeenkomsten van opdracht
Per 1 januari 2018 zal de wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag (WMM) van toepassing zijn op alle overeenkomsten van opdracht, tenzij het gaat om werkzaamheden die zijn verricht in de uitoefening van beroep of bedrijf in de zelfstandige uitoefening van beroep (art. 2 WMM nieuw). Voor een echte vriendendienst of “heitje voor karweitje” hoeft geen minimumloon te worden betaald. Door te bepalen dat het minimumloon op veel meer overeenkomsten van opdracht van toepassing is, wil de Minister de kwetsbare groep van ZZP’ers meer beschermen. Het minimumloon zal vanaf 1 januari 2018 ook verschuldigd zijn aan personen (niet fiscaal zelfstandigen) die werken op basis van een aanneem-, vervoers-, of uitgeefovereenkomst.
Overuren
Tot 1 januari 2018 kent de WMM een verplichting om een x-bedrag aan minimumloon per maand te betalen. De wetgever gaat er daarbij vanuit dat iemand de “normale arbeidsduur” per week werkt (bijvoorbeeld 40 uur). Als de werknemer echter meer uren werkt dan de normale arbeidsduur, bijvoorbeeld door overwerk, dan kent de huidige WMM geen verplichting om ook over dat overwerk tenminste het minimumloon te betalen.
In 2013 oordeelde het hof Den Haag al dat, ondanks dat de WMM dit niet voorschrijft, en daarover geen afspraken in een toepasselijke CAO of arbeidsovereenkomst waren gemaakt, toch over overuren het minimumloon verschuldigd was. Omdat deze verplichting echter niet in de WMM is opgenomen, is het voor de inspectie niet mogelijk om tegen overtreding daarvan handhavend op te treden. Dat werkt dus uitbuiting in de hand. Om dit te voorkomen wijzigt de WMM per 1 januari 2018 ook op dit punt. Overuren zijn niet langer uitgezonderd van het loonbegrip van art. 6 WMM, waardoor de werkgever ook minimumloon over meer uren moet uitbetalen, vermeerderd met 8% vakantietoeslag.
Dit betekent echter niet dat alle werknemers per 1 januari 2018 bij de werkgever massaal kunnen aankloppen om uitbetaling van overuren te verkrijgen als dat niet met de werknemer is overeengekomen. Dat is louter mogelijk indien de totale beloning van de werknemer voor de normale arbeidsduur plus overuren resulteert in een gemiddeld uurloon over álle uren, dat lager ligt dan het toepasselijke van het wettelijk minimum afgeleide uurloon. Het gemiddeld uurloon (inclusief overuren) van werknemers met een salaris dat ver boven het minimumloon ligt, overstijgt vaak alsnog het minimumuurloon over.
Deze wijziging is dus vooral relevant voor werkgevers die het minimumloon uitbetalen of vlak daarboven belonen.
Stukloon
Binnen sommige branches worden werknemers niet betaald per uur, maar is het loon afhankelijk van de door de werknemer verrichte arbeid. Bijvoorbeeld de krantenbezorger of de tomatenplukker. Deze werknemers hebben thans recht op het loon dat overeenkomt met de tijd die zij redelijkerwijze met de arbeid bezig zijn.
Per 1 januari 2018 verandert ook dit. De daadwerkelijk bestede tijd is straks bepalend voor de vraag hoeveel de werknemer op grond van de WMM moet ontvangen. Dus ook een stukloner met een erg laag werktempo heeft straks recht op het minimumloon per het daadwerkelijk door hem of haar gewerkte uur. Hoewel dit leidt tot een betere controleerbaarheid door de inspectie, resulteert dat ook in een grotere administratieve last (want de door de stukloner gewerkte uren moeten worden bijgehouden) en in minder vrijheid voor de stukloner zelf om zijn werkwijze en werktempo zelf te bepalen.