Het is algemeen bekend dat een tuchtklacht een grote impact heeft op het leven van een arts. Het komt dan ook gelukkig zelden voor dat een arts een tuchtklacht indient tegen een collega-arts, hoe groot ruzies tussen artsen ook kunnen oplopen.
Christiaan Riemens bespreekt in dit artikel een tweetal uitspraken van de tuchtrechter waarin een arts het wel nodig heeft geacht om zijn collega’s voor de tuchtrechter te slepen.
De klacht jegens een (voormalig) collega
Een cardiothoracaal chirurg (hierna: de chirurg) heeft op 4 juni 2012 samen met een tweetal collega’s een ingreep uitgevoerd bij een patiënt. De chirurg verwijt zijn medebehandelaars dat:
- zij tijdens het uitvoeren van de ingreep de patiëntveiligheid onnodig in het gevaar hebben gebracht; en
- zij vragen van de chirurg over het incident niet hebben beantwoord; en
- zij het betreffende incident niet hebben gemeld aan officiële instanties, patiënt en de familie van de patiënt (die een tweetal weken na de ingreep overleed).
Kortom: er worden forse klachten geuit. De centrale vraag is echter of de chirurg wel ontvankelijk is. Meer in het bijzonder rijst de vraag of de chirurg rechtstreeks belanghebbende is.
Wie is rechtstreeks belanghebbende?
Om aangemerkt te worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van art. 65 van de Wet BIG (en daarmee klachtgerechtigde te zijn) dient er aan de zijde van een klager sprake te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg en waaraan klager een bijzonder eigen belang ontleent. Dit vloeit voort uit de aard en strekking van de Wet BIG, welke beoogt de kwaliteit van de individuele gezondheidszorg te bewaken. Als rechtstreeks belanghebbende zijn in ieder geval aan te merken een patiënt van de betrokken hulpverlener en een nabestaande van een overleden patiënt. Ook naaste betrekkingen van een patiënt kunnen rechtstreeks belanghebbende zijn.
Onder omstandigheden kunnen ook collega’s van beroepsbeoefenaren als rechtstreeks belanghebbenden worden beschouwd. In een dergelijk geval moet de klagende collega als medisch beroepsbeoefenaar wel een concreet eigen belang hebben dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. De chirurg stelt in dat verband direct belanghebbende te zijn omdat hij bij de ingreep persoonlijk als chirurg betrokken is geweest. Het is de vraag of dit voldoende is.
Oordeel tuchtrechter
De tuchtrechter stelt allereerst vast dat:
- de chirurg geen nabestaande of naaste betrekking van de patiënt is; en/of
- de chirurg niet is gemachtigd door de patiënt zelf, dan wel door een nabestaande of een rechtstreekse betrekking van de patiënt om een tuchtrechtelijke procedure aanhangig te maken.
De tuchtrechter oordeelt vervolgens dat het enkele feit dat de chirurg persoonlijk bij de behandeling van de patiënt betrokken is geweest, onvoldoende is om als rechtstreeks belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. De chirurg had volgens de tuchtrechter, naar vaste rechtspraak, feiten of omstandigheden moeten stellen en bewijzen, op grond waarvan hij als (voormalig) collega van verweerder en medebehandelaar van de patiënt:
“door het beklaagde handelen van verweerder in zijn professionele autonomie of anderszins zodanig is geschaad dat hij daardoor een concreet aan de individuele gezondheidszorg gerelateerd eigen belang heeft op grond waarvan hij als (voormalig) collega rechtstreeks belanghebbende is uit hoofde van artikel 65 lid 1 onder a Wet BIG.”
Dit heeft de chirurg niet (voldoende) gedaan. De chirurg is volgens de tuchtrechter niet geraakt in een concreet eigen belang. Wat volgt is niet-ontvankelijkheid, hetgeen inhoudt dat de tuchtrechter niet aan een inhoudelijke beoordeling toekomt.
Meer succes bij een klacht tegen de voorzitter van de RvB van het ziekenhuis waar klager werkzaam was?
De chirurg had ook nog een klacht ingediend tegen de voorzitter van de Raad van Bestuur (hierna: de bestuurder) van het ziekenhuis, tevens arts, waar hij werkzaam was. De chirurg verwijt de bestuurder dat deze:
- geen melding heeft gedaan bij de daartoe geëigende instanties;
- het incident niet met de betrokken artsen heeft geëvalueerd; en
- de patiënt, noch zijn familie van het incident op de hoogte heeft gesteld.
De chirurg vindt onderaan de streep dat de bestuurder als arts en als leidinggevende tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
Bij de klacht ten aanzien van de bestuurder toetst de tuchtrechter, aan beide tuchtnormen, zijnde (kort geschreven):
- handelen of nalaten in strijd met de zorg die een beroepsbeoefenaar dient te betrachten;
- enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.
Ad. 1.
Ten aanzien van de eerste tuchtnorm volgt, om dezelfde redenen als in de tuchtprocedure tegen zijn collega-arts, een niet-ontvankelijkheid.
Ad. 2.
Ten aanzien van de tweede tuchtnorm gaat de tuchtrechter dieper in op de mogelijke motieven die de chirurg heeft voor het indienen van zijn klachten. Wat blijkt:
- de maatschap van de chirurg heeft de toelatingsovereenkomst met de chirurg m.i.v. 6 maart 2014 beëindigd;
- de chirurg heeft vervolgens de maatschap aansprakelijk gesteld;
- de chirurg is nadien een civiele schadevergoedingsprocedure gestart;
- de chirurg heeft pas na comparitie van partijen d.d. 4 september 2014 melding gemaakt van het incident richting de bestuurder (en waarschijnlijk ook de collega-artsen);
- de chirurg heeft pas (geruime tijd) na de uitspraak van het civiele procedure d.d. 27 juni 2016 (waartegen hoger beroep is aangetekend door de maatschap) een klacht ingediend.
Gelezen bovenstaande omstandigheden, zijn er weinig verwonderlijk bij de tuchtrechter grote vragen ten aanzien van de belangen die de chirurg stelt te verdedigen. Naar het oordeel van het tuchtrechter had het voor de hand gelegen dat de chirurg, indien deze werkelijk de belangen zou verdedigen waarvoor hij zegt op te komen, direct na het incident melding had gemaakt van het incident. Het tuchtrechter is derhalve van oordeel dat het werkelijk belang van de chirurg bij het indienen van de klacht niet anders kan worden uitgelegd dan als een (afgeleid) financieel belang (gebaseerd op een arbeidsconflict). De chirurg is daarom niet klachtgerechtigd. Wat volgt is tevens een niet-ontvankelijkheid ten aanzien van de tweede tuchtnorm.
Les voor de praktijk
Les voor de praktijk is dat de lat hoog ligt voor een arts die een klacht indient tegen collega’s en/of de bestuurder van zijn zorginstelling. Om te worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende moet de arts als medisch beroepsbeoefenaar een concreet (eigen) belang hebben dat verband houdt met de individuele gezondheidszorg. De arts dient bovendien in beginsel voortvarend zijn klacht bij de tuchtrechter in te dienen.
Zakelijke conflicten tussen collega’s kunnen, gelezen het voorgaande, in beginsel niet voor de tuchtrechter worden beslecht. In dit geval hadden de collega’s ingevolge de beëindiging van de toelatingsovereenkomst wat betreft hun dagelijkse werkzaamheden weinig meer van doen met hun oud-collega. Het komt echter voor dat collega’s, terwijl zij nog dagelijks (moeten) samenwerken om goede zorg te verlenen, tuchtklachten over- en weer indienen. Dat komt de zorgverlening vanzelfsprekend niet ten goede. Ik sluit derhalve af met het onderstaande, in mijn optiek treffende, advies van het Regionaal Tuchtcollege voor collega’s die met elkaar in zakelijke onmin leven en toch nog gehouden zijn om dagelijks samen te werken:
“Partijen zijn overduidelijk verwikkeld in een zakelijk conflict, waar de praktijkvoering van beide huisartsen onder te lijden heeft. Het tuchtcollege is echter niet de plek waar zakelijke conflicten tussen beroepsbeoefenaren worden uitgevochten. Daar niet is uit te sluiten dat op enig moment ook de patiëntveiligheid in het geding komt, zouden partijen er goed aan doen hun professionele verantwoordelijkheid te nemen en hun zakelijke conflict– eventueel met behulp van een derde – op te lossen.”
Kortom: neem uw professionele verantwoordelijkheid en los uw zakelijke conflict buiten de tuchtrechter op!
Deze bijdrage werd geschreven door: mr. Christiaan Riemens, criemens@thuispartners.nl.