Het is een graag gebruikt middel in bestemmingsplannen: branchering. Op die manier kan een gemeente branchegerichte gebieden ontwikkelen, bijvoorbeeld om een woonboulevard of outletcentrum te ontwikkelen. Op 30 januari 2018 heeft het Europese Hof van Justitie (C-360/15 en C-31/16) een belangwekkende uitspraak gedaan over de toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn op dergelijke bestemmingsplannen.
De zaak
De gemeenteraad van Appingedam heeft op 19 juni 2013 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld, ‘Stad Appingedam’. Hierin is aan een bepaald perceel de bestemming ‘Detailhandel – 2’ toegewezen. Deze bestemming ziet op een woonplein met volumineuze detailhandel: specifieke productgroepen en branches zoals auto’s, tuincentra, bouwmarkten, keukens en meubels.
Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingesteld door Visser Vastgoed Beleggingen BV. Visser heeft enkele winkelpanden aan het woonplein in eigendom en wenst een van die panden te verhuren aan Bristol, een discountketen voor schoenen en kleding. Visser heeft dit beroep ingesteld, voor zover de vestiging van detailhandel in schoenen en kleding op het woonplein niet wordt toegestaan.
De gemeenteraad vindt dat detailhandel zich alleen in het stadscentrum mag vestigen, en dus niet op het woonplein. Die regel is gericht op het behoud van de leefbaarheid van het centrum en het voorkomen van leegstand in de binnenstad.
Vragen aan het Europese Hof van Justitie
Visser voert bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State aan dat het niet toestaan van detailhandel op het woonplein in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Deze richtlijn heeft – kort samengevat – als doel een concurrerende dienstenmarkt te waarborgen. Dit is volgens Brussel van vitaal belang voor de bevordering van de economische groei en de werkgelegenheid in de Europese Unie.
Met een aantal prejudiciële vragen wenst de Raad van State te vernemen – kort samengevat –:
- of de Dienstenrichtlijn ook van toepassing is op detailhandel,
- of deze ook ziet op bestemmingsplannen, en
- of de Dienstenrichtlijn ook van toepassing is op nationale (niet grensoverschrijdende) situaties.
Deze vragen worden in een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie beantwoord.
Is de Dienstenrichtlijn van toepassing op detailhandel?
Volgens het Hof is dat wel het geval. Onder ‘dienst’ wordt verstaan elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt. Dat daar sprake van is, lijdt naar het oordeel van het Hof geen twijfel. Het Hof merkt bovendien op dat werkzaamheden van commerciële aard uitdrukkelijk worden vermeld in artikel 57 VWEU, waar een definitie van diensten wordt gegeven.
Ziet de Dienstenrichtlijn ook op bestemmingsplannen?
Ook die vraag beantwoordt het Hof bevestigend. Voorschriften in het betreffende bestemmingsplan hebben tot gevolg dat niet-volumineuze detailhandel op het woonplein verboden is. Deze voorschriften zijn hiermee enkel gericht tot de personen die deze activiteiten op het woonplein willen gaan ontwikkelen, met uitsluiting van personen die handelen als particulier. Onder die omstandigheden moeten deze voorschriften getoetst worden aan artikel 14 en 15 van de Dienstenrichtlijn. Dat betekent dat de voorschriften non-discriminatoir, noodzakelijk en evenredig moeten zijn.
Is de Dienstenrichtlijn ook van toepassing op louter nationale situaties?
Deze vraag wordt wederom met ‘ja’ beantwoord. Volgens het Hof volgt uit de bewoordingen van de Dienstenrichtlijn niet dat sprake moet zijn van een grensoverschrijdend aspect.
Gevolgen voor de praktijk
Hoe de beslissing van het Hof concreet zal uitpakken, moet nog worden afgewacht. De Raad van State zal met deze beslissing in de hand uitspraak gaan doen over het bestemmingsplan Appingedam.
Of de beslissing echt grote gevolgen zal hebben, valt nog te bezien. Immers: ook eerder gold op grond van de Wet ruimtelijke ordening al dat branchering alleen was toegelaten in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Dat verandert niet. Het is echter wel raadzaam om dergelijke branchering nóg zorgvuldiger te onderbouwen, waarbij ook gelet wordt op de eisen van de Dienstenrichtlijn: non-discriminatie, noodzakelijkheid en evenredigheid. Met een deugdelijke motivering blijft een dergelijke branchering ‘Dienstenrichtlijn-proof’.
Deze bijdrage werd geschreven door: mr. Rick Jongen, sectie Vastgoed & Overheid (rjongen@thuispartners.nl)