Op de relatie tussen de patiënt en de hulpverlener is afdeling 7.7.5. van het Burgerlijk Wetboek, de zgn. Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst’ (“Wgbo”) van toepassing. In (onder meer) deze wet is het fundamentele recht van de patiënt op geheimhouding opgenomen (artikel 7:457 BW). Dat recht staat ook wel bekend als het medisch beroepsgeheim c.q. de zwijgplicht van de hulpverlener. Die zwijgplicht blijft ook gelden na de dood van de patiënt. Dat is de hoofdregel.
Het inzagerecht van de nabestaanden was tot 1 januari 2020 geen onderdeel van de Wgbo. Dat leidde tot onduidelijkheid voor nabestaanden en hulpverleners. In enkele gevallen (veronderstelde toestemming, wettelijke plicht, conflict van plichten of een zwaarwegend belang) werd nabestaanden inzage verleend, maar in de meeste gevallen niet. Er ontstond steeds meer behoefte aan codificatie, dat wil zeggen het in het leven roepen van een wettelijke regeling ziende op het inzagerecht van de nabestaande van een patiënt. Dit zodat nabestaanden en de rechtspraktijk (meer) duidelijkheid zouden krijgen wanneer en onder welke voorwaarden inzage in of afschrift van het medisch dossier kan worden verkregen. Op 1 januari kwam die wettelijke regeling er. Artikel 7:458a BW trad in werking. Dat artikel luidt (voor zover relevant):
“1. In afwijking van het bepaalde in artikel 457 lid 1 verstrekt de hulpverlener desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt aan:
a.een persoon ten behoeve van wie de patiënt bij leven toestemming heeft gegeven indien die toestemming schriftelijk of elektronisch is vastgelegd;
b.een nabestaande als bedoeld in artikel 1 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, of een persoon als bedoeld in artikel 465 lid 3, indien die nabestaande of die persoon een mededeling over een incident op grond van artikel 10, derde lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg heeft gekregen;
c.een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.(…)”
Bovenstaande gronden zijn door de KNMG nader uitgewerkt in de KNMG-handreiking inzage in medische dossiers door nabestaanden. Voor wat de c-grond benadrukt de KNMG, in lijn met het standpunt van de wetgever, dat een emotioneel belang of rouwverwerking niet(!) kwalificeert als een zwaarwegend belang om het beroepsgeheim ten opzichte van de overleden patiënt te doorbreken. De KNMG schrijft echter wel, dat de hulpverlener in het kader van een nazorggesprek nabestaanden mondeling mag informeren over de omstandigheden waaronder de patiënt is overleden. Dat is in lijn met de bedoeling van de wetgever bij artikel 7:458a BW welke schrijft: “Als de hulpverlener daarvoor de tijd neemt en de gevoelens van de nabestaande serieus neemt, open is over wat er is gebeurd, zal hij waarschijnlijk minder verzoeken om inzage in het dossier krijgen dan de hulpverlener die de nabestaande kortaf een mededeling doet.[1]”
In een zaak die bij de kantonrechter Nijmegen speelde stond de vraag centraal of de rouwende ouders recht hadden op een kopie geluidsopname van de meldkamer met daarop uitsluitend de stem van hun overleden dochter. Een dergelijke 112-geluidsopname behoort naar vaste rechtspraak tot het medisch beroepsgeheim. De ouders stelden zich gemotiveerd op het standpunt dat (vrij vertaald) het redelijk en billijk is om hun emotionele belang wél aan te merken als zwaarwegend belang in de zin van artikel 7:458a lid 1 onderdeel c BW.
De kantonrechter wijst de vordering toe. Hij legt daaraan ten grondslag:
“Voor zover partij [gezamenlijke eisers] aanvoert dat zij een emotioneel belang heeft bij verstrekking van de geluidsopname is dat op zich genomen onvoldoende om een zwaarwegend belang aan te nemen. Uit de Kamerstukken blijkt immers, dat het kabinet aansluit bij de lijn in de jurisprudentie, dat een emotioneel belang geen zwaarwegend belang is voor inzage in het medisch dossier van een overleden patiënt. Partij [gezamenlijke eisers] doet daarnaast een beroep op de specifieke omstandigheden van deze zaak, waarin wat haar betreft een zwaarwegend belang is gelegen. Zoals ook in de Kamerstukken vermeld is niet op voorhand te voorzien welke zwaarwegende redenen in aanmerking komen voor inzage. De beoordeling of aangedragen zwaarwegende belangen een grond vormen voor inzage is in deze voorgelegde zaak aan de kantonrechter. Het gaat om afgifte van de stemopname van de gehandicapte dochter van partij [gezamenlijke eisers] , die bij haar ouders woonde en voor wie de ouders altijd gezorgd hebben, hetgeen wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring van de huisarts. De vader van [dochter eiser] heeft de meldkamer gebeld. De verpleegkundige-centralist heeft in het kader van deze melding vervolgens met [dochter eiser] gesproken. De ouders hebben onweersproken gesteld dat zij dat gesprek hebben meebeluisterd. [dochter eiser] is vervolgens per ambulance naar het ziekenhuis gebracht en daar onverwachts overleden. Mevrouw [medisch adviseur] werkzaam bij de Veiligheidsregio als medisch adviseur en nazorg, heeft het uit menselijk oogpunt en in de hoop dat het zou helpen bij de verwerking in het kader van de nazorg van belang geacht partij [gezamenlijke eisers] het geluidsfragment op 6 maart 2020 te laten horen. In deze specifieke gegeven omstandigheden dient het belang op goede nazorg aangemerkt te worden als een zwaarwegend belang in de zin van artikel 7:458a lid 1 onder c BW. Daarbij speelt een rol dat ook in de Kamerstukken het belang van goede nazorg door een hulpverlener wordt benadrukt. Daarover is opgemerkt dat de hulpverlener een nabestaande kan informeren over de omstandigheden waaronder een persoon is komen te overlijden als de toestemming van de overledene hiervoor kan worden aangenomen. De kantonrechter gaat daar in deze zaak vanuit. Ook mevrouw [medisch adviseur] heeft die toestemming kennelijk aangenomen. De moeder van [dochter eiser] heeft dit ter gelegenheid van de mondelinge behandeling onderstreept door de onweersproken stelling dat zij [dochter eiser] bij alle medische aangelegenheden terzijde heeft gestaan en bij alle gesprekken met medisch hulpverleners aanwezig is geweest. De conclusie is dat partij [gezamenlijke eisers] in de gegeven omstandigheden recht heeft op verstrekking van de gevorderde geluidsopname.”
Ik vraag mij af of het oordeel van de kantonrechter juridisch juist is. De wetgever heeft expliciet geschreven:
- dat de nabestaande met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk maken dat een zwaarwegend belang wordt geschaad; én
- dat inzage noodzakelijk is om dit belang te behartigen waarbij
- een emotioneel belang niet als zwaarwegend belang kan worden aangemerkt.
Volgens de uitspraak hebben de ouders tijdens het nazorggesprek de bandopname mogen terugluisteren. Dat is in lijn met de eerder genoemde KNMG-handreiking en de bedoeling van de wetgever bij artikel 7:458a BW. De hulpverlener heeft dus gehandeld volgens het boekje. De beslissing van de kantonrechter gaat echter veel verder: afgifte van de (reeds door de ouders beluisterde) 112-melding wordt toegewezen aangezien zij (I) een belang op goede nazorg hebben en (II) veronderstelde toestemming voor afgifte van de bandopname kan worden verondersteld. Mijns inziens lijkt de kantonrechter met zijn beslissing aan te haken bij de doorbrekingsgrond veronderstelde toestemming waar met artikel 7:458a BW juist afscheid van is genomen. De uitspraak laat op zijn minst zien dat het uitgangspunt dat een emotioneel belang geen zwaarwegend belang in de zin van art. 7:458a BW is, niet altijd opgaat. Of de door de wetgever gewenste rechtszekerheid bereikt is, vraag ik mij af. Hulpverleners die met een inzageverzoek door een nabestaande worden geconfronteerd doen er in ieder geval verstandig aan om juridisch advies in te winnen.
Dit is een bijdrage van mr. Christiaan Riemens (criemens@thuispartners.nl).
[1] Kamerstukken II 2017/18, 34 994, nr. 3, pag. 9-10 (memorie van toelichting).
Weegt het emotioneel belang van nabestaanden zwaarder dan het medisch beroepsgeheim?