Dankzij de turboliquidatie ex artikel 2:19 lid 4 BW kan een vennootschap, die niet meer over baten beschikt, snel en eenvoudig worden geliquideerd, zonder dat eerst het vermogen dient te worden vereffend. Het feit dat de vennootschap in de meeste gevallen nog wel over schulden beschikt vormt hier geen beletsel voor. In geval van een turboliquidatie houdt de vennootschap in beginsel op te bestaan vanaf het moment waarop tot ontbinding wordt besloten. Dit is alleen anders wanneer de vennootschap op het tijdstip waarop tot ontbinding wordt besloten nog over baten beschikt. De vennootschap blijft dan voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van de baten nodig is en houdt pas op te bestaan op het tijdstip waarop de vereffening eindigt.
Schuldeisers die door de turboliquidatie van de vennootschap met lege handen komen te staan en van mening zijn dat de vennootschap nog over baten beschikt, kunnen de rechtbank verzoeken om de vereffening te heropenen. Als de rechtbank dit verzoek toewijst, zal zij een vereffenaar aanstellen. Deze vereffenaar dient als eerste te onderzoeken of de schulden de baten overtreffen. Als de schulden de baten overtreffen, dient de vereffenaar het faillissement van de vennootschap aan te vragen. Een andere mogelijkheid die schuldeisers hebben, indien zij van mening zijn dat de vennootschap nog baten heeft, is het – ondanks dat de vennootschap is opgehouden te bestaan – indienen van een verzoek tot faillietverklaring van die vennootschap. De rechter zal dan na kort onderzoek oordelen of er feiten en omstandigheden aanwezig zijn die voldoende aannemelijk maken dat de geturboliquideerde vennootschap nog over baten beschikt. Indien de rechter van oordeel is dat de vennootschap nog over baten beschikt en aan de voorwaarden van faillietverklaring wordt voldaan, dan zal de rechter naar alle waarschijnlijkheid het faillissement van de vennootschap uitspreken. De curator zal dan ook onderzoeken of de vennootschap voorafgaand aan de turboliquidatie nog actief bezat en wat daarmee is gebeurd.
Een mogelijke bate waar tijdens de behandeling van een faillissementsverzoek nog van kan blijken is een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Als een dergelijke vordering als bate van de vennootschap wordt gezien, kan dit ertoe leiden dat de rechter het faillissement van de geturboliquideerde vennootschap uitspreekt. Een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid wordt in faillissement door de curator ten behoeve van de gezamenlijke crediteuren ingesteld. Strikt genomen is de bate die daaruit zou kunnen voortkomen aldus geen bate van de vennootschap, maar een bate van de boedel, zodat het de vraag is of een dergelijke vordering kan leiden tot een succesvol faillissementsverzoek (indien tevens aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan?
Uit de rechtspraak lijkt een zekere tendens te volgen, waarbij de vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid ruim wordt uitgelegd en aldus als een bate van de vennootschap wordt gezien. Zo hebben de Rechtbank Overijssel[1] en het gerechtshof Den Bosch[2] deze vraag zeer recentelijk beiden bevestigend beantwoord en alsnog het faillissement van de betreffende vennootschappen uitgesproken. Het gerechtshof Amsterdam[3] heeft daarentegen in 2011 geoordeeld dat de wet een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid als een vordering ten behoeve van de gezamenlijke crediteuren aanmerkt en daarom geen bate voor de vennootschap kan opleveren.
Uit de huidige stand van de rechtspraak lijkt aldus te volgen dat schuldeisers van een turbogeliquideerde vennootschap die aannemelijk kunnen maken dat er sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur een succesvol verzoek tot faillietverklaring van deze vennootschap indienen. Dit biedt een mogelijkheid voor schuldeisers die menen dat er voorafgaand aan de turboliquidatie actief is onttrokken het faillissement aan te vragen, zodat de curator het één en ander kan onderzoeken. Indien bijvoorbeeld de jaarrekening niet tijdig is gedeponeerd kan dit een aanknopingspunt bieden aangezien het niet tijdig deponeren van de jaarrekening (van een BV of NV) leidt tot kennelijk onbehoorlijk bestuur, waarvan wordt vermoedt dat dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Aansprakelijkheid van het bestuur is in dat geval geenszins uitgesloten. Voor al uw vragen met betrekking tot het bovenstaande kunt u uiteraard bij Thuis & Partners terecht.
Deze bijdrage is geschreven door mr. Sylvana Vijn (sectie ondernemings- en insolventierecht; svijn@thuispartners.nl).
[1] Rechtbank Overijssel, 2 november 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:4205.
[2] Gerechtshof Den Bosch, 3 november 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4922.
[3] Gerechtshof Amsterdam, 31 maart 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1156.