Tijd is kostbaar en de (uitgebreide) gebruiksaanwijzing van simpele apparaten lezen doen veel mensen niet. Wanneer een arts de gebruiksaanwijzing van een technisch hulpmiddel niet leest, kan dit echter tuchtrechtelijke gevolgen hebben. Dat geldt temeer wanneer na een incident de (aansprakelijkheidsverzekeraar van de) arts niet zorgvuldig is met betrekking tot de financiële afwikkeling en de arts deze niet tijdig daarop aanspreekt. Dit alles volgt uit een tweetal recente uitspraken van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam (ECLI:NL:TGZRAMS:2017:77 en ECLI:NL:TGZRAMS:2017:78).
Klaagster (hierna: ‘patiënt’) was al enige tijd bij een orthopedisch chirurg (hierna: verweerder II) in behandeling wegens (pijn)klachten aan haar linkervoet. Op 16 mei 2014 vindt er een operatie plaats die wordt uitgevoerd door een collega-arts (hierna: verweerder I) als operateur en verweerder II als tweede operateur. Bij de operatie werd een oscillerende zaag gebruikt. Op een bepaald moment tijdens de operatie heeft één van de twee artsen, wie dat is niet duidelijk, de zaag op het bovenbeen van de patiënt gelegd. In verband met een technisch mankement is de zaag oververhit geraakt als gevolg waarvan er een derdegraads brandwond op het been van de patiënt is ontstaan.
In de gebruiksaanwijzing van de gebruikte zaag staat onder meer als waarschuwing:
“Deze gebruiksaanwijzing verschaft de benodigde informatie voor het gebruik en onderhoud van H DYONICS elektrische instrumenten. Het is belangrijk dat u alle informatie in dit document voor gebruik of onderhoud van de apparatuur leest en begrijpt.’
WAARSCHUWINGEN
· (…)
· Deze instructies vóór gebruik geheel doorlezen.
· (…)
· Om brandwonden bij de patiënt te voorkomen, dient u het elektrische instrument
niet op de patiënt te plaatsen wanneer dit niet wordt gebruikt.”
Met de inhoud van de gebruiksaanwijzing van de gebruikte zaag waren geen van beide artsen bekend.
De patiënt heeft naar aanleiding van het incident een klacht ingediend bij de instelling van de artsen, welke gegrond is verklaard. Ook heeft de patiënt de artsen, de instelling en de producent aansprakelijk gesteld. De artsen wezen de aansprakelijkheid van de hand en wezen (in eerste instantie) naar de instelling en/of producent. Dit was de reden voor de patiënt om naar het Regionaal Tuchtcollege voor de gezondheidszorg (hierna: ‘RTG’) te stappen en een tuchtprocedure tegen zowel verweerder I als verweerder II te starten.
De klacht
Patiënt verwijt de artsen onder meer:
(I) de oscillerende zaag in strijd met de gebruiksaanwijzing tijdens de operatie op het bovenbeen van de patiënt neer te leggen, als gevolg waarvan een ernstige brandwond is ontstaan; en
(II) aansprakelijkheid van de hand te wijzen en de fabrikant aan te wijzen als schuldige.
Oordeel RTG t.a.v. klachtonderdeel (I):
Het RTG overweegt ten aanzien van klachtonderdeel (I):
“Dat het in de praktijk kennelijk niet gebruikelijk is dat de gebruiksaanwijzing van dit soort ‘simpele’ apparaten wordt gelezen, zoals verweerder naar voren heeft gebracht, wil niet zeggen dat verweerder in dit kader dus geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Als artsen gebruik maken van technische hulpmiddelen, behoren zij zich te vergewissen van de werking van deze hulpmiddelen en eventuele daaraan verbonden risico’s / gevaren, bijvoorbeeld door het lezen van de gebruikershandleiding van dergelijke hulpmiddelen. Anders dan verweerder heeft betoogd, mogen artsen daarbij niet enkel varen op hetgeen zij tijdens hun opleiding hebben geleerd over het gebruik van dergelijke apparaten. De tijdens de opleiding opgedane kennis kan in de praktijk zijn verouderd en – zoals de onderhavige zaak illustreert – kan een in de opleiding aangeleerde werkwijze bovendien in strijd zijn met de aan het gebruik van een technisch hulpmiddel verbonden veiligheidsvoorschriften.”
Het RTG oordeelt dat verweerder I in strijd met de van hem ten opzichte van de patiënt te verwachten zorgvuldigheid heeft gehandeld door de oscillerende zaag in strijd met de gebruiksaanwijzing op het been van de patiënt te leggen. Hetzelfde geldt voor verweerder II.
Oordeel RTG t.a.v. klachtonderdeel (II):
Wat betreft het niet erkennen van de aansprakelijkheid overweegt het Regionaal Tuchtcollege dat erkenning van aansprakelijkheid niet gelijk staat aan het erkennen van een fout (welk onderscheid voor de patiënt begrijpelijkerwijs moeilijk te maken is), hetgeen juist wel tot het domein van de zorgaanbieder behoort. Naar het oordeel van het
RTG kan het in strijd met de gebruiksaanwijzing hanteren van een oscillerende zaag als gevolg waarvan er een ernstige brandwond bij de patiënt is ontstaan, moeilijk anders worden gekwalificeerd dan als een fout. Het had derhalve volgens het RTG ook op de weg van de arts gelegen deze fout ten opzichte van de patiënt toe te geven. Excuses alleen zij niet voldoende. Nu het klachtonderdeel beperkt lijkt tot de erkenning van (civielrechtelijke) aansprakelijkheid, kan de arts daar echter volgens het RTG geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt.
Vervolgens gaat het RTG echter nog uitgebreid in op de vraag of de schadeafwikkeling door de arts en zijn gemachtigde ‘N’ zorgvuldig plaatsvindt en plaatst die vraag binnen klachtonderdeel III. Het RTG overweegt allereerst dat zij het in civiele medische aansprakelijkheidszaken het vaak voorkomende verschijnsel dat het patiënten onevenredig veel tijd, vechtlust, geld en aandacht kost om hun schade vergoed te kunnen krijgen (hetgeen lang niet ieder slachtoffer van een medische fout op kan brengen) verwerpelijk acht. Vervolgens oordeelt het RTG dat in de onderhavige kwestie de schadeafwikkeling evenmin zorgvuldig plaatsvindt:
“De zorgvuldigheid die een zorgverlener op grond van artikel 47 lid 1 Wet BIG
jegens de patiënt moet betrachten, omvat eveneens de manier waarop de zorgverlener na een (gestelde) medische fout met de patiënt omgaat. Als er zich in het kader van de zorgverlening een incident voordoet, is communicatie, persoonlijke aandacht, empathie, zorgzaamheid en correcte bejegening van groot belang. Niet valt in te zien waarom dit voor de financiële afwikkeling van een (verwijtbaar) incident anders zou zijn dan voor de medische afwikkeling daarvan. Ook niet als de financiële gevolgen namens de zorgverlener worden afgewikkeld door een aansprakelijkheidsverzekeraar. Op het moment dat een aansprakelijkheidsverzekeraar de schade op onzorgvuldige wijze afwikkelt
(waarvan op basis van wetenschappelijk onderzoek inmiddels voldoende vaststaat dat dit een negatieve invloed heeft op het welzijn van patiënten), ligt het op de weg van de arts (wiens doel juist het bevorderen van het welzijn van patiënten zou moeten zijn) zijn verzekeraar daarop aan te spreken. De aansprakelijkheidsverzekeraar zal op basis van de verzekeringsovereenkomst jegens de arts immers verplicht zijn de schadeafwikkeling namens de arts op correcte wijze uit te voeren. Blijkens zijn bericht aan klaagster van 26 februari 2017 (zie hiervoor onder 2.12), heeft verweerder N na aanvang van de onderhavige tuchtprocedure wel op de in zijn ogen incorrecte werkwijze aangesproken. Het is echter onduidelijk of dit enig effect heeft gehad en bovendien had het op de weg van verweerder gelegen dat (veel) eerder te doen.”
Beide artsen kruipen echter vervolgens door het oog van de naald. Het RTG oordeelt namelijk dat zij:
(I) het derde klachtonderdeel zeer ruim heeft uitgelegd; en
(II) dat de daarin vervatte norm, dat een hulpverlener niet enkel verantwoordelijk is voor een correcte afwikkeling van de medische gevolgen maar ook voor de financiële gevolgen van zijn fout, onder artsen mogelijk (nog) niet voldoende bekend is.
Het derde klachtonderdeel wordt derhalve op dit moment en in deze situatie als niet tuchtrechtelijk verwijtbaar geacht en het derde klachtonderdeel wordt daarmee door het RTG ongegrond verklaard.
De conclusie is uiteindelijk dat de klacht ten aanzien van zowel verweerder I als verweerder II deels gegrond is. Het RTG legt uiteindelijk, mede gezien het feit dat beide artsen lering hebben getrokken uit het incident en nooit eerder tuchtrechtelijk ter verantwoording is geroepen, een waarschuwing op.
Uit de uitspraak zijn de volgende lessen te trekken:
- Vergewis u van de werking van technische middelen en eventuele daaraan verbonden risico’s/gevaren, bijvoorbeeld door het lezen van de gebruikershandleiding;
- Reageer adequaat na een ernstig incident en biedt voldoende nazorg (zie ook art. 10 lid 3 Wkkgz en/of de Gedragscode Openheid medische incidenten);
- Beperk de afwikkeling niet alleen tot het medische, maar wikkel (voortaan) ook de financiële gevolgen zorgvuldig af en -indien dat door uw aansprakelijkheidsverzekeraar niet gebeurt- spreek uw aansprakelijkheidsverzekeraar daarop tijdig aan.
Deze bijdrage werd geschreven door: mr. Christiaan Riemens, criemens@thuispartners.nl