“Ik verzoek – en voor zover nodig sommeer ik u – om binnen (…) dagen over te gaan tot nakoming”.
Afspraken worden regelmatig niet nagekomen en termijnen verstrijken. Als een contractspartij haar afspraken niet nakomt, moet -voordat wordt overgegaan tot rechtsmaatregelen- een tweede kans te worden geboden om alsnog na te komen binnen een redelijke termijn. Zo een ingebrekestelling is een veel gebruikt drukmiddel om alsnog correcte nakoming af te dwingen. Wat de vereisten zijn voor een “redelijke” termijn zal aan de hand van een recent arrest van de Hoge Raad worden besproken.
Vereisten verzuim
Voor het intreden van verzuim (het tekortschieten) is in beginsel een ingebrekestelling vereist die aan de volgende vereisten voldoet:
- een schriftelijke aanmaning;
- een duidelijke termijn waarbinnen dient te worden gepresteerd;
- een redelijke termijn; en
- wát wordt gevorderd en welke grondslag.
Een ingebrekestelling is niet vereist 1) bij het verstrijken van een vooraf afgesproken duidelijke fatale termijn, 2) wanneer de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding of 3) indien uit een mededeling van de schuldenaar voortvloeit dat deze hoe dan ook in de nakoming zal tekortschieten.
In het kort
Het arrest betreft een geschil tussen een hoofdaannemer en zijn onderaannemer. De hoofdaannemer heeft gedurende een aantal maanden meermaals geklaagd over de kwalitatief ondeugdelijke en niet tijdige prestaties van zijn onderaannemer. De vraag die centraal staat in het arrest is of de hoofdaannemer een redelijke termijn heeft gesteld en daarom het recht heeft de overeenkomst te ontbinden.
De rechtbank en het hof oordeelden dat de hoofdaannemer niet het recht had om de overeenkomst te ontbinden, omdat er nog geen sprake was van verzuim aan de kant van de onderaannemer en de gestelde termijn (één week) onredelijk kort was.
De ‘redelijke termijn’
Echter, de Hoge Raad[1] oordeelt dat de schuldenaar na ontvangst van klachten niet kan gaan stilzitten. De Hoge Raad bevestigt nogmaals dat de lengte van de “redelijke termijn” afhangt van de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad oordeelt:
“Een relevante omstandigheid is de tijd die de schuldenaar vóór de aanmaning heeft gehad om zich voor te bereiden. In de meeste gevallen staat het de schuldenaar niet vrij om te wachten met het verrichten van voorbereidende handelingen tot hij aangemaand wordt.”
Uit het arrest blijkt dat de tijd die de schuldenaar al voorafgaand aan de ingebrekestelling heeft gekregen om na te komen ook betrokken dient te worden bij de beoordeling of er sprake is van een redelijke termijn. Dit betekent dat de eerdere gestelde termijnen of sommaties van invloed zijn op de termijn in de ingebrekestelling. Zelfs eerder gestelde termijnen of sommaties zonder fataal karakter of die niet aan de eisen voldoen kunnen een grond opleveren voor het in de ingebrekestelling mogen stellen van een kortere termijn, die dan nog steeds ‘redelijk’ wordt geacht.
Benieuwd of uw ingebrekestelling voldoet aan de wettelijke vereisten en of u een redelijke termijn heeft gesteld? Neem dan gerust contact op met Thuis Partners Advocaten.
Deze bijdrage werd geschreven door: mr. M.C.G. Nijssen, Sectie Vastgoed en Overheid.
(mnijssen@thuispartners.nl)