Op 30 mei 2018 deed de kantonrechter in Leeuwarden uitspraak in de zaak van de onderwijsinstelling Stichting Nordwin College in Leeuwarden die het ontslag van haar statutair bestuurder had verzocht. Het klassieke geval dat een raad van toezicht meent op de stoel van de bestuurder te kunnen gaan zitten, bleek zich voor te doen. Het resultaat? Een schorsing van de bestuurder waarop de bestuurder met succes een kort geding tot wedertewerkstelling aanspande. De raad van toezicht liet het er niet bij zitten wat leidde tot een hoger beroep van het kort geding, een tweede schorsing, twee mediationtrajecten, negatieve berichtgeving in de media over Nordwin College en een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder. Op dat laatste verzoek besliste de kantonrechter in deze zaak.
Feiten
Nordwin College is een groen regionaal opleidingscentrum voor VMBO, MBO en contractonderwijs met vestigingen in Leeuwarden, Buitenpost, Sneek en Heerenveen, met zo’n 3500 studenten en cursisten. Het gaat Nordwin College zowel operationeel als financieel niet voor de wind. Begin 2017 concludeert de Inspectie van het Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat de financiële resultaten nog niet op orde zijn maar wel verbeteren. Later dat jaar stelt de enig statutair bestuurder een conceptkaderbrief op voor de begroting 2018 en de (meerjaren-)begroting 2018. Hieruit blijkt dat het Nordwin College onvoldoende resultaat kan boeken en dat de toekomst er zorgelijk uitziet als verandering achterwege blijft. De door het bestuur beoogde verandering is een fusie c.q. samenwerking met andere onderwijspartners. De bestuurder legt deze conceptstukken aan de raad van toezicht voor met de mededeling dat hij deze stukken in de komende week wil verspreiden onder de drie medezeggenschapsorganen.
De raad van toezicht reageert furieus. De raad van toezicht geeft opdracht aan de bestuurder om de verzending van de brief op te schorten, onthoudt haar positieve advies aan de (meerjaren-)begroting 2018 en geeft aan dat de cijfers door KPMG getoetst moeten worden.
De bestuurder meent echter in dit stadium zijn verantwoordelijkheid te moeten nemen en stuurt de stukken toch aan alle leidinggevenden en de Ondernemingsraad, de Studentenraad en de Ouderraad. In reactie daarop schorst de raad van toezicht de bestuurder en niet veel later volgt zijn statutair ontslag. Omdat bij een stichting het statutair ontslag niet direct leidt tot een grond voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de statutair bestuurder, dient Nordwin College op 27 december 2017 een verzoek in tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder. Nordwin College meent dat er ten aanzien van de bestuurder de volgende ontslaggronden zijn: ongeschikt voor zijn functie (de d-grond), verwijtbaar handelen of nalaten van de bestuurder (de e-grond), een verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond) of overige gronden (de h-grond).
De beoordeling
Vermeldenswaardig zijn de beoordeling van de gronden verwijtbaar handelen of nalaten (de e-grond) en een verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond).
De raad van toezicht van Nordwin College meent namelijk dat hij het hoogste orgaan binnen de stichting is. Vanuit die perceptie maakt de raad van toezicht de verwijten aan het adres van de bestuurder. Met die visie van de raad van toezicht maakt de kantonrechter korte metten:
“Zoals hiervoor reeds is overwogen gaat het Nordwin College er hierbij ten onrechte van uit dat de RvT het hoogste orgaan is van het Nordwin College en dat zij in de positie zou zijn om het CvB aanwijzingen en instructies te geven. Nordwin College miskent daarmee dat het CvB is belast met het besturen van het Nordwin College en de RvT met het toezicht daar op. ‘Toezicht’ impliceert dat er aanwijzingen kunnen worden gegeven en dat het CvB kan worden gevraagd om tekst en uitleg te geven over bestuurshandelingen, maar betekent niet dat de RvT op de stoel van de bestuurder kan gaan zitting als de richting die het CvB opgaat de RvT niet zint.”
De kantonrechter wijst het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder wel toe omdat zij van oordeel is dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie (de g-grond). Daarbij stelt de kantonrechter voorop dat naar haar oordeel een wederzijds vertrouwen tussen (de leden van) de raad van toezicht en (de leden van) het bestuur noodzakelijk is voor het voortbestaan van het Nordwin College. Dat vertrouwen is er niet, oordeelt de kantonrechter. De kantonrechter vervolgt dat die breuk niet is te wijten aan de bestuurder zoals de raad van toezicht stelt, maar aan de raad van toezicht zelf. Het is de raad van toezicht geweest die de bestuurder heeft willen beletten dat hij zich kon kwijten van zijn taken en bevoegdheden als bestuurder, door hem aanwijzingen en instructies te willen geven en hem bovenal te verbieden de concept (meerjaren)begroting 2018 en de kaderbrief binnen de organisatie te verspreiden. Daarnaast kan de raad van toezicht een verwijt worden gemaakt van haar optreden ter zake de statutaire schorsing en het ontslag van de bestuurder, zoals uit het kort-gedingvonnis blijkt. Verder is de kantonrechter van oordeel dat de raad van toezicht met de schorsingen de positie van de bestuurder van Nordwin College (in arbeidsrechtelijke zin), ernstig heeft bemoeilijkt. De reden waarom de kantonrechter toch overgaat tot het arbeidsrechtelijk ontslag van de bestuurder is de omstandigheid dat vaststaat dat hij als statutair bestuurder is ontslagen. Daardoor kan van Nordwin College in redelijkheid niet meer worden gevergd de arbeidsovereenkomst met de bestuurder te laten voortduren. Vandaar dat de kantonrechter toch de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de bestuurder uitspreekt. De door Nordwin College gevorderde proceskostenveroordeling blijft echter gelet op het voorgaande achterwege.
Noot
Eerder is vanuit arbeidsrechtelijk perspectief al geconstateerd dat rechters een soepelere toepassing van de strenge ontslaggronden bij een statutair bestuurder hanteren. Ook deze uitspraak is daarvan een geval. Alhoewel aan de bestuurder eigenlijk geen verwijt kan worden gemaakt, wordt de arbeidsovereenkomst toch ontbonden op de g-grond omdat het noodzakelijk vertrouwen tussen de leden van de raad van toezicht en de leden van het bestuur ontbreekt. Dat gebrek aan vertrouwen is in dit geval evenwel ingegeven door een foutieve inschatting van de verhoudingen tussen de organen van een rechtspersoon. Of deze raad van toezicht bij een juiste voorstelling van zaken tot een ander inzicht was gekomen, blijft echter de vraag.