Staat aansprakelijk voor schade verhuurder na inval drugspand

01 december, 2017

In het arrest van 27 oktober 2017 komt de Hoge Raad terug van zijn eerdere jurisprudentie betreffende de ‘eigen schuld’ van een verhuurder in geval van overheidsaansprakelijkheid bij rechtmatig strafvorderlijk optreden. Wanneer schade wordt veroorzaakt aan een zaak van een ander dan de verdachte, blijft de toerekeningsregel van artikel 6:101 lid 2 BW buiten toepassing.

De casus

Een bedrijfsruimte in Rotterdam is vanaf 15 september 2011 verhuurd voor een groothandel in horecabehoeften en dranken. In de huurovereenkomst is opgenomen dat het de huurder verboden is om – kort gezegd – in drugs te handelen dan wel deze aanwezig te hebben in het gehuurde. Bij overtreding hiervan wordt de huurovereenkomst van rechtswege ontbonden en is de huurder aansprakelijk voor schade door het illegale gebruik.

Op 11 juni 2012 is de politie op verdenking van de aanwezigheid van harddrugs, het pand binnengetreden ter doorzoeking en inbeslagneming. Er is toen 325 kilogram heroïne aangetroffen. De huurder is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld en de verhuurder heeft de huurovereenkomst beëindigd. De nog te ontvangen huurpenningen tot en met december 2012 heeft de verhuurder verrekend met de waarborgsom.

Bij het binnentreden is schade veroorzaakt aan de pui van het pand. De verhuurder stelt daarvoor de Staat aansprakelijk. De verhuurder stelt zich op het standpunt dat de wijze van binnentreden door de politie disproportionele schade aan het gehuurde heeft toegebracht, die buiten het normaal maatschappelijk risico en het normale bedrijfsrisico van verhuurder valt. De verhuurder acht de Staat aansprakelijk op grond van het beginsel van gelijkheid voor de openbare lasten (égalité devant les charges publiques, kort gezegd het égalité-beginsel).

De eigen-schuld-bepaling, hoe werkt dat?

Artikel 6:101 BW betreft de zogenaamde ‘eigen-schuld-bepaling’. Wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de schadevergoedingsplicht in beginsel verminderd. Met andere woorden: indien iemand schade heeft geleden die hij (deels) aan zichzelf heeft te danken, dan zal de door de dader te betalen schadevergoeding worden gematigd.

In aanvulling daarop bepaalt het tweede lid van artikel 6:101 BW dat schade, toegebracht aan een zaak die een derde voor de benadeelde in zijn macht had, de omstandigheden die aan de derde toegerekend kunnen worden, worden toegerekend aan de benadeelde. Op grond hiervan zouden de strafbare gedragingen van de huurder – het aanwezig hebben van drugs – worden toegerekend aan de verhuurder, zodat de verhuurder eigen schuld zou hebben aan de schade aan het pand.

Billijkheidscorrectie door het hof

Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de Staat aansprakelijk is voor de door de verhuurder geleden schade. Het hof stelt als eerste vast dat er tussen partijen geen discussie bestaat over de vraag of de schade buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico van verhuurder valt. Het hof stelt vast dat de Staat daarmee in beginsel aansprakelijk is voor de geleden schade. De vraag is vervolgens of de schadevergoedingsplicht van de Staat moet worden verminderd op basis van artikel 6:101 lid 2 BW.

Het hof is echter van oordeel dat in een geval als dit de huurder en verhuurder niet met elkaar vereenzelvigd moeten worden voor de billijkheidscorrectie. Met andere woorden: ondanks artikel 6:101 lid 2 BW past het hof toch de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 lid 1 BW toe.

Toerekeningsregel blijft buiten toepassing

De Hoge Raad komt ook tot aansprakelijkheid van de Staat, maar via een iets andere weg. Volgens de Hoge Raad heeft de wetgever bij de invoering van artikel 6:101 lid 2 BW niet het oog gehad op gevallen waarin de Staat voor schade als gevolg van rechtmatig strafvorderlijk optreden aansprakelijk is. De Hoge Raad neemt als uitgangspunt dat schade die is veroorzaakt door rechtmatig strafvorderlijk optreden, niet hoort tot het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico van de benadeelde. De overheid is dus in beginsel gehouden die schade te vergoeden. Daarmee verdraagt zich niet de toerekeningsregel van artikel 6:101 lid 2 BW. Die regel dient in het geval van rechtmatig strafvorderlijk optreden buiten toepassing te blijven.

Deze bijdrage werd geschreven door: mr. Robert Janssen, sectie Vastgoed & Overheid (rjanssen@thuispartners.nl)

Was dit artikel nuttig?

Wij bespreken graag uw persoonlijke situatie tijdens een vrijblijvende kennismaking met een voor uw situatie relevante specialist.

Een van onze adviseurs neemt binnen uiterlijk één werkdag contact met u op om samen een afspraak in te plannen