In onze nieuwsbrief van oktober 2017 schreef mijn collega Christiaan Riemens over de spraakmakende kwestie van een psychiatrisch verpleegkundige die een alcoholverslaafde patiënte één glas wijn gunde in een gecontroleerde setting. Werkgeefster diende daarop 1) een ontbindingsverzoek en (na afwijzing van het ontbindingsverzoek door de kantonrechter) 2) ook een tuchtklacht in.
Het Regionaal Tuchtcollege oordeelde daarop dat de psychiatrisch verpleegkundige geen (zelfstandig) alcoholgebruik had mogen toestaan en volstond met een waarschuwing. Tegen deze waarschuwing komt de psychiatrisch verpleegkundige bij het Centraal Tuchtcollege met succes op. Robert Janssen vertelt u er meer over.
Het Gerechtshof Den Haag had eerder, zo schreven wij, al geoordeeld dat het gunnen van een glas wijn in de gegeven omstandigheden niet ontoelaatbaar was. De vraag is of het Centraal Tuchtcollege zou volgen.
Verweer I: niet-ontvankelijkheid wegens misbruik van de klachtprocedure
De verpleegkundige voert aan dat klager (haar werkgeefster) eigenlijk niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard aangezien zij misbruik maakt van de klachtprocedure, althans de klachtprocedure voor een ander doel gebruikt dan waarvoor deze is bedoeld. De verpleegkundige stelt daartoe dat klaagster de klacht pas heeft ingediend nadat over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst van klaagster met de verpleegkundige geen overeenstemming was bereikt en nadat de kantonrechter het verzoek van klaagster om de arbeidsovereenkomst te ontbinden had afgewezen.
Het eerste verweer van de verpleegkundige wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen nu zij geen steun in het recht vindt. De werkgeefster is volgens het Centraal Tuchtcollege vrij in haar keuze om al dan niet een tuchtklacht aan de tuchtrechter voor te leggen. Daarbij is de doelstelling en de achtergrond van de keuze van werkgeefster om een klacht in te dienen niet van belang, althans het behoort volgens het Tuchtcollege niet tot de taak van het Centraal Tuchtcollege de door klaagster gemaakte (beleids)keuze op enigerlei wijze te beoordelen. Dat werkgeefster zelf aan de IGZ nog kenbaar had gemaakt dat zij geen tuchtrechtelijke zaak aanhangig zou maken, maakte volgens het Centraal Tuchtcollege niet uit (daar mocht dus geen vertrouwen aan worden ontleend).
Verweer II: het laten nuttigen van één glas wijn is niet verwijtbaar
Het tweede verweer van de verpleegkundige slaagt wel bij het Centraal Tuchtcollege. In de gegeven omstandigheden had de verpleegkundige volgens het Centraal Tuchtcollege niet verwijtbaar gehandeld door toe te staan dat de patiënte één glas nuttigde. Die omstandigheden bestonden uit het volgende:
- De verpleegkundige kwam tijdens het winkelen met de patiënte voor de onverwachte situatie te staan dat de patiënte op een terrasje iets wilde drinken;
- De patiënte bestelde zonder overleg een glas wijn;
- Algemene (beleids)regels en/of richtlijnen ten aanzien van alcoholgebruik bij een begeleid bezoek buiten de instelling op de afdeling waar de verpleegkundige werkzaam was ontbraken;
- Een actueel behandelplan van patiënte, met instructies over het eventueel gebruik van alcohol door patiënte, was niet voor handen;
- De beslissing van de verpleegkundige om het alcohol nuttigen toe te staan moet voorts worden gezien tegen de ook door het Gerechtshof gesignaleerde – achtergrond dat aan de verpleegkundigen op de betreffende afdeling van klaagster veel vrijheid werd gegund, waarbij zij juist werden gestimuleerd om bij de omgang met patiënten ten behoeve van een goede behandel- en vertrouwensbasis “out of the box” te denken, en dat het nuttigen van een glas wijn of andere verdovende middelen door patiënten wel vaker werd toegestaan.
Het Centraal Tuchtcollege oordeelt uiteindelijk dat de verpleegkundige niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door toe te staan dat de patiënte één glas wijn nuttigde. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege wordt vernietigd en de klacht wordt alsnog ongegrond verklaard.
Deze bijdrage werd geschreven door: mr. Robert Janssen, rjanssen@thuispartners.nl.