Inleiding
Aan dit gezegde moest ik direct denken toen ik de brief van 17 januari jl. van staatsecretaris Wiebes van Financiën (en hoofd van de Belastingdienst) aan de Tweede Kamer las. De staatssecretaris kondigt een aantal zeer ferme maatregelen aan om, naar zijn zeggen, belastingontduiking tegen te gaan. Nou zult u denken prima, aanval op belastingontduiking. Neen, u heeft het mis. Deze brief was gewoonweg bedoeld om de aandacht zoveel als mogelijk af te leiden van de interne puinhoop (aan de top) bij de Belastingdienst zelf. Een andere grond kan ik niet verzinnen om, met de Tweede Kamer verkiezingen in zicht, zulke vergaande maatregelen voor te stellen. Deze voorstellen zullen toch niet worden behandeld. Deze brief zal tot niets leiden maar geeft wel een inzicht hoe er wordt gedacht in de top van het ministerie. Hierna stip ik de meest vergaande maatregelen aan en geef mijn commentaar.
Afschaffen inkeerregeling
De inkeerregeling is in de wet opgenomen om belastingplichtigen die ooit een onjuiste beslissing hebben genomen om bepaalde vermogensbestanddelen niet te verantwoorden, alsnog de mogelijkheid te geven dit aan te geven en dat zij dus niet worden gedwongen om op de onjuiste weg voort te gaan. Men kan immers niet in één jaar een bepaald bestanddeel niet aangeven en in het andere jaar wel. De inkeerregeling biedt de belastingplichtige dus de mogelijkheid spijt te betuigen en schoon schip te maken. Indien op de juiste wijze van de inkeerregeling gebruik wordt gemaakt, voorkomt men een strafrechtelijke vervolging voor het doen van onjuiste belastingaangiften. De Belastingdienst heeft de bevoegdheid boetes op te leggen, behalve dan over de twee meest recente jaren.
Dat met de afschaffing van deze regeling ook over de twee recente jaren boetes kunnen worden opgelegd, is nog tot daar aan toe. Vóór 2010 kon bij het gebruik maken van deze regeling geen enkele vergrijpboete worden opgelegd. De regeling was dus toch al aanmerkelijk versoberd. Maar belangrijker is dat een belastingplichtige na de afschaffing van de regeling zich bloot stelt aan strafrechtelijke vervolging. De staatssecretaris geeft ook aan dat zo nodig het Openbaar Ministerie moet worden ingeschakeld. Indien de inkeerregeling wordt afgeschaft zal een gezond denkende belastingplichtige niet meer inkeren tenzij hij vooraf zekerheid krijgt van zowel de Belastingdienst als het Openbaar Ministerie wat de gevolgen daarvan zullen zijn. Wordt er geen zekerheid vooraf gegeven dat geen strafrechtelijke vervolging zal plaatsvinden, zal de inkeer niet plaatsvinden. Al met al lijkt mij dit voor beide partijen een niet gewenst gevolg. Afschaffen is dus een slechte maatregel die de staat alleen maar geld zal kosten. De staatssecretaris stelt met zo veel woorden als grond voor de afschaffing dat door de toegenomen informatieverstrekking alle informatie over vermogensbestanddelen van belastingplichtigen in het buitenland wel bij de Belastingdienst terecht zal komen. Dat kan hij toch niet serieus menen? Of is hij zo naïef?
Aanpassen van het verschoningsrecht van advocaten en notarissen die fiscale adviezen verstrekken
Mij ontgaat werkelijk wat de staatssecretaris hiermee wil bereiken. Indien hen het formele verschoningsrecht wordt afgepakt ter zake van het geven van adviezen dan resteert altijd nog het informele verschoningsrecht dat elke fiscalist/accountant heeft. Ook dan mag de Belastingdienst geen adviezen inzien. Indien de advocaat/notaris betrokken is bij een (fiscale) fraude dan geldt het formele verschoningsrecht sowieso niet: het Openbaar Ministerie is dan in beginsel gerechtigd documenten van de notaris of advocaat in beslag te nemen. De oorzaak voor deze maatregel zou gelegen zijn in de Panama papers. Dat op grote schaal door de jaren heen ontwijkingsconstructies zijn opgezet, is van algemene bekendheid. Rommelen aan de omvang van het verschoningsrecht zal dat niet voorkomen. Wel een degelijke controle van belastingplichtigen hier in Nederland. Dat vergt echter een inspanning en daar heeft de Belastingdienst geen tijd voor: hij is met zichzelf bezig.
Openbaarmaking vergrijpboete aan adviseur
Wanneer een adviseur als medepleger of medeplichtige wordt beboet, is het voorstel dat die beboeting openbaar wordt gemaakt: “naming and shaming” dus. In andere delen van het bestuursrecht komt deze venijnige en vaak buitenproportionele sanctie ook voor. Naar mijn mening is er geen plaats voor naming and shaming in het belastingrecht: je kunt dit niet doen zonder dat details van de zaak boven tafel komen en daarmee geheimhoudingsplicht die de Belastingdienst heeft, wordt geschonden. Een heilloze weg. De staatssecretaris wil de “rotte appels” uit het gilde van de belastingprofessionals verwijderen. Daar heeft hij nu al (naast de bestuurlijke beboeting) de volgende middelen voor: aanpak via het tuchtrecht en/of afpakken beconnummer en/of strafrechtelijke vervolging met een beroepsverbod. Dat zijn voldoende middelen die nu niet (optimaal) worden benut. Sinds 2009 zijn 3 (drie!) adviseurs als medepleger beboet. Waar hebben wij het over?
Slot
Mijns inziens zijn de voorgestelde maatregelen buiten proportioneel, werken zijn niet of werken ze zelfs contraproductief. Deze voorstellen verdienen het “ronde archief”!
Deze bijdrage is geschreven door mr. Eugéne Rosier (sectie fiscale advocatuur; erosier@thuispartners.nl).