Geneeskundige verklaringen, in de praktijk ook aangeduid met termen als medisch attest en doktersbriefje, komen in verschillende vormen voor. Voorbeelden zijn urgentieverklaringen, fit-to-fly-verklaringen en verklaringen waarin conclusies worden gevraagd over arbeids(on)geschiktheid, een reisannulering, erfeniskwesties, een echtscheidingsprocedure, de noodzaak voor vervoer of een invalidenparkeerkaart.
De recent vernieuwde KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens geeft de volgende omschrijving: “een (schriftelijke) verklaring die door een arts is opgesteld, ten behoeve van een patiënt die onder behandeling van die arts staat of stond. Een geneeskundige verklaring bevat een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel over de patiënt en diens gezondheidstoestand”.
Verbod op afgeven geneeskundige verklaring door behandelend arts
Het is vaste tuchtrechtspraak dat behandelend artsen geen geneeskundige verklaringen mogen opstellen. Ook de KNMG ontraadt dit ten zeerste. Dat geldt niet alleen voor een verklaring opgesteld op verzoek van een derde, maar ook voor een verklaring op verzoek van de betrokkene zelf. De reden daarvoor is, dat het bij zo’n verklaring vaak om een belang van de patiënt gaat, dat buiten de deskundigheid en verantwoordelijkheid van de arts ligt en een ander doel dient dan de behandeling of begeleiding. Ook is de arts veelal niet op de hoogte van de medische criteria waaraan de instantie die de verklaring nodig heeft, de verklaring toetst. Bovendien is de kans groot dat de vertrouwensrelatie tussen de behandelend arts en de patiënt in gevaar komt. De behandelrelatie tussen arts en patiënt dient vrij te blijven van belangenconflicten, die mogelijk kunnen spelen bij het al dan niet afgeven van een geneeskundige verklaring. Het geven van een waardeoordeel dat een ander doel dient dan behandeling of begeleiding, moet daarom gebeuren door een onafhankelijke arts die deskundig is op het gebied van de vraagstelling.
Hoewel de KNMG en de tuchtcolleges hier duidelijk over zijn, gaat het in de praktijk toch nog vaak mis. Zo blijkt onder andere uit een uitspraak van het CTG van 16 april 2020. Een neuroloog ging in de fout door op verzoek van de echtgenote van haar patiënt een “informatiebrief” op te stellen, bestemd om te worden gebruikt in een procedure tot onderbewindstelling van de goederen van de patiënt. De neuroloog had van de echtgenote begrepen dat haar patiënt op het punt stond om een grote en risicovolle transactie aan te gaan en wilde hem daarvoor behoeden.
(Drie)dubbele overtreding
De neuroloog gaf toe dat zij een fout had gemaakt, omdat zij met haar handelswijze tevens het medisch beroepsgeheim had geschonden. Zij had haar patiënt voorafgaand aan het verstekken van de brief tenminste daarover moeten informeren en hem om toestemming moeten vragen. Maar de neuroloog vond niet dat de brief als een geneeskundige verklaring kon worden aangemerkt, omdat zij daarin slechts haar feitelijke bevindingen zou hebben opgenomen. De brief vermeldde onder meer dat de patiënt bekend was met een frontaal syndroom alsook de passage “hij is ongeremd en impulsief en kan de gevolgen van gemaakte acties niet overzien”. Het CTG oordeelde dan ook dat de brief niet slechts feitelijke bevindingen bevat, maar een met een specifiek doel gegeven waardeoordeel over de gezondheidstoestand van de patiënt. De neuroloog had met het opstellen van deze brief dus niet een, maar twee fouten gemaakt. Niet alleen had zij het medisch beroepsgeheim geschonden, maar ook had zij als behandelend arts geen geneeskundige verklaring mogen afgeven. Daarnaast had de neuroloog de brief ook nog eens mede uit naam van een collega ondertekend, die zij hiervan achteraf pas op de hoogte had gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege vond deze handelswijze een berisping waard.
Verzachtende omstandigheden
Des te opmerkelijker is het dat deze maatregel – ondanks eerder genoemde vaste rechtspraak – in appel van tafel ging en vervangen werd door een waarschuwing. Het beroep van de arts op verzachtende omstandigheden vond gehoor bij het CTG: de neuroloog had onder tijdsdruk (omdat zij in de veronderstelling was dat snel handelen geboden was) en met het belang van klager en zijn gezin voor ogen gehoor gegeven aan de tot haar gerichte noodoproep van de echtgenote. Dit maakte dat kon worden volstaan met het opleggen van een lichtere maatregel.
Prof. mr. A.C. Hendriks, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit Leiden, ziet hierin een beroep op een conflict van plichten en kan zich voorstellen dat dit in de toekomst nog vaker zal gebeuren. “Zeker in tijden van corona hebben patiënten soms op stel en sprong een geneeskundige verklaring van de eigen arts nodig – bijvoorbeeld om te worden toegelaten tot een vliegtuig of om naar een ander land te mogen reizen. Betoogd kan worden dat onder deze verzachtende omstandigheden een tuchtrechtelijke veroordeling achterwege kan blijven, mits er sprake is van een soort laatste redmiddel”, aldus Hendriks.
Geen doorbreking medisch beroepsgeheim
Een beroep op een conflict van plichten kan ook reden zijn om een uitzondering te maken op het medisch beroepsgeheim. Dat leerstuk bestaat uit zes criteria waaraan moet zijn voldaan alvorens het beroepsgeheim op deze grond kan worden doorbroken: (1) alles is in het werk gesteld om toestemming tot doorbreking van het geheim te krijgen; (2) het niet-doorbreken van het geheim levert voor een ander of de patiënt ernstige schade op; (3) de zwijgplichtige verkeert in gewetensnood door het handhaven van de zwijgplicht; (4) er is geen andere weg dan doorbreking van het geheim om het probleem op te lossen; (5) het moet vrijwel zeker zijn dat door doorbreking van het geheim de schade aan de ander of de patiënt kan worden voorkomen of beperkt; (6) het geheim wordt zo min mogelijk geschonden.
Duidelijk is dat de neuroloog in bovenvermelde casus reeds struikelt over de eerste voorwaarde: zij had geen enkele poging in het werk gesteld de vereiste toestemming te verkrijgen. Haar beroep op verzachtende omstandigheden is geen reden om het medisch beroepsgeheim te doorbreken. De tuchtrechtelijke veroordeling is in dit geval dan ook terecht. Voor een in die zin vergelijkbare uitspraak zie RT Amsterdam d.d. 19 mei 2017, waarbij eveneens een waarschuwing werd opgelegd.
Dit artikel is geschreven door mr. Fokje Kuiper, Sectie Gezondheidsrecht (fkuiper@thuispartners.nl). U kunt rechtstreeks contact met mr. Kuiper opnemen bij eventuele gezondheidsrechtelijke vragen.