De agressieve patiënt: balanceren op het scherpst van de snede tussen het doen van een succesvolle aangifte en het bewaken van het medisch beroepsg...

23 juli, 2019

Inleiding

Zorgverleners hebben vaak te maken met agressie en/of geweld van patiënten. Afgelopen week berichtte Trouw in dat kader nog dat ruim een derde(!) van de huisartsenposten in Nederland het afgelopen jaar eens of vaker meemaakte dat een patiënt fysiek geweld gebruikte tegen een arts of assistent.[1] Dergelijke incidenten hebben veel impact en roepen maatschappelijk (terecht) veel verontwaardiging op. Om agressie en geweld jegens zorgverleners goed te kunnen bestrijden, is het doen van aangifte een vereiste. Daarbij rijst vaak de vraag, zo merken wij ook in onze praktijk, hoeveel een zorgverlener mag- en kan verklaren zonder zijn of haar medisch beroepsgeheim te overtreden. Op die vraag is het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg op 17 april 2018 ingegaan.

De kwestie

Een sociaal psychiatrisch verpleegkundige (hierna: “de verpleegkundige”) was coördinerend behandelaar en contactpersoon van klager, een autistische man die bij zijn ouders woonde. Klager en de verpleegkundige hadden gemiddeld eens per twee weken een gesprek. Klager beschikte over het werkmailadres en een zakelijk telefoonnummer van de verpleegkundige.

Na één van de gesprekken tussen klager en de verpleegkundige veranderde het gedrag van klager richting de verpleegkundige. Klager zocht na dat gesprek op diverse manieren veelvuldig contact met de verpleegkundige. De houding van klager werd daarbij steeds dreigender en persoonlijker. Met bijzondere uitspraken zoals “motormuis ga maar seks hebben met de Hells Angels”, voelde de verpleegkundige zich in toenemende mate onveilig. Zij werd bang dat klager haar ergens zou opwachten en haar zou volgen. Zij durfde zelfs niet meer naar buiten te gaan om boodschappen te doen en durfde ook niet meer haar normale weg van werk naar huis te fietsen.

De verpleegkundige gaf klager daarom tijdens een gesprek te kennen dat hij moest stoppen met zijn (ongewenste) gedrag en dat zij anders aangifte zou doen. Klager heeft het gesprek vervolgens (voortijdig) boos en al scheldend verlaten. De verpleegkundige liet hij echter niet met rust. Zij werd zowel op haar privé-nummer als op haar zakelijke-nummer dagelijks ongeveer 15 à 20 keer door klager gebeld. Daarbij werd onder meer het volgende voicemailbericht achtergelaten:

17 november kom ik naar die psychose voorlichtingsavond in de L en dan neem ik een foto van je. Dan wacht ik je gewoon op. Dan zie je maar hoe je me weg krijgt. Ik weet ook waar je woont. Ik kom naar je huis toe. Ik kom aanbellen. Ik kom aanbellen op M. Ik kom aanbellen bij je huis. Kinderachtig klein bang meisje dat je bent. (…)”

Diezelfde avond is klager ook naar het huisadres van de verpleegkundige gegaan. Hij werd aldaar door de politie aangehouden voor bedreiging.

De verpleegkundige heeft de dag erop aangifte gedaan van stalking. Zij heeft daarbij verklaard:

Ik ben mij ten zeerste bewust van mijn beroepsgeheim. Door het gedrag van meneer A ben ik echter dusdanig in mijn persoonlijke levenssfeer en veiligheidsgevoel aangetast dat ik mij gedwongen voel om toch aangifte tegen hem te doen. Deze aangifte kan ik niet doen zonder mijn beroepsgeheim te schenden. Een rechter moet uiteindelijk alle informatie hebben om een weloverwogen besluit te nemen. Door het verstrekken van relevante medische informatie wil ik daarvoor zorgen.

In de aangifte heeft de verpleegkundige zich tegenover de politie vervolgens gedetailleerd uitgelaten over:

· de stoornis van klager;

· de daarbij behorende kenmerken van klager; en

· zaken die hij haar had verteld, waaronder de verdenking wegens pedofilie.

Ook zijn er aan de politie diverse brieven en e-mails van klager aan de verpleegkundige verstrekt.

Op de dag van de aangifte is klager weer in vrijheid gesteld. Vrijwel meteen heeft hij de verpleegkundige gebeld, omdat hij kwaad was. In het ingesproken voicemail bericht werd tot uitdrukking gebracht dat hij in het kantoor van de verpleegkundige was geweest en op de vensterbank had gestaan teneinde zelfmoord te plegen met het touw van de luxaflex. Dit zodat verpleegkundige de schuld zou krijgen. De verpleegkundige ontdekt bij terugkomst op haar kamer dat klager niet had gelogen: er waren diverse zaken in haar kantoor waren verplaatst.

De klacht

Tijdens het strafrechtelijke traject dient klager, in reactie op een door de verpleegkundige ingediende vordering tot schadevergoeding (de zgn. “vordering benadeelde partij”), een klaagschrift in bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (“RTG”). Dat klaagschrift was voorzien van 101(!) bijlagen. De verpleegkundige wordt onder meer verweten (I) aangifte te hebben gedaan en (II) haar beroepsgeheim te hebben geschonden door zowel aan haar partner als aan de politie te veel persoonlijke informatie over klager te verstrekken.

De klacht wordt gedeeltelijk gegrond verklaard!

Het RTG oordeelt allereerst dat het de verpleegkundige vrij stond –gezien de omstandigheden- om aangifte te doen jegens klager. Het RTG vindt bovendien niet dat gezegd kan worden dat de verpleegkundige lichtzinnig tot dat besluit is overgegaan. Dat klachtonderdeel is dus ongegrond.

Het RTG oordeelt ten aanzien van het volgende klachtonderdeel echter dat de verpleegkundige inderdaad haar beroepsgeheim (te veel) heeft geschonden. Aan dat oordeel legt het RTG de ‘Handreiking voor verpleegkundigen en verzorgenden – Hoe ga je om met het beroepsgeheim in contact met politie en justitie?’ van februari 2015 van de Beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN) en de vakbond NU ’91 ten grondslag. Deze handreiking vermeldt onder meer:

Aangifte en je beroepsgeheim

Bij een aangifte mag je de naam van de zorgvrager en eventueel zijn adres aan de politie geven. De regel is, zoals altijd, dat je niet meer gegevens verstrekt dan nodig is. De medische gegevens van de zorgvrager zullen bijvoorbeeld vaak niet relevant zijn.”

Het RTG oordeelt dat de verpleegkundige zonder daartoe wettelijk verplicht te zijn en zonder toestemming van klager:

  • enerzijds gedetailleerd heeft verklaard over klager en diens stoornis; en
  • anderzijds alle brieven en e-mails van klager aan de politie ter beschikking heeft gesteld.

Ook de partner van de verpleegkundige heeft een gedetailleerde verklaring tegenover de politie afgelegd. Blijkbaar, aldus het RTG, heeft klager details betreffende klager die uit hoofde van haar functie aan haar ter kennis zijn gekomen (ook) aan haar partner verteld. Ook dit wordt de verpleegkundige kwalijk genomen.

Naar het oordeel van het RTG heeft verweerster, gelezen het voorgaande, met de betreffende mededelingen aan de politie en haar partners haar beroepsgeheim jegens klager geschonden. Hoewel het RTG aandacht heeft voor de impact die het gebeuren op de verpleegkundige heeft gehad, ziet het RTG daarin geen conflict van plichten of zwaarwegende belangen die het zover gaande doorbreken van het beroepsgeheim, zowel ten opzichte van de politie als haar partner, konden rechtvaardigen. De verpleegkundige had tegenover de politie volgens het RTG kunnen volstaan met het vermelden van feiten die betrekking hebben op de strafbare feiten waarvan zij aangifte deed. Ook met haar partner heeft de verpleegkundige blijkens zijn verklaring tegenover de politie te veel informatie over klager gedeeld. Voor zover zij de betreffende informatie met haar levenspartner heeft gedeeld in het vertrouwen dat hij deze niet naar buiten zou brengen, geldt dat – indien dat uiteindelijk wel gebeurt – zij daarvoor verantwoordelijk blijft. Om voornoemde redenen wordt het tweede klachtonderdeel gegrond verklaard. Aan de verpleegkundige wordt een waarschuwing opgelegd.

Klager is vervolgens in beroep gegaan. Verpleegkundige is vervolgens bij haar verweerschrift in beroep alsnog in beroep gegaan. Dat wordt ook wel ‘incidenteel beroep’ genoemd.

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (“CTG”) laat bij uitspraak van 17 april 2018 de opgelegde waarschuwing in stand. Het CTG neemt in algemene zin met betrekking tot de schending van het beroepsgeheim door de verpleegkundige de navolgende leerzame les in de uitspraak op:

“Hulpverleners die worden geconfronteerd met geweld of bedreigingen van de kant van een patiënt, hebben het recht daarvan aangifte te doen bij de politie. Het doen van aangifte is vrijwel onmogelijk zonder het beroepsgeheim in enige mate te doorbreken. Daarbij zijn twee uitgangspunten aan de orde. Het eerste is dat bij het doen van een aangifte het beroepsgeheim zo min mogelijk moet worden geschonden, bijvoorbeeld door het accent te leggen op de feitelijke gedragingen van de persoon op wie de aangifte betrekking heeft en niet, of zo min mogelijk, op diens medische situatie. Het andere uitgangspunt is dat een aangifte voldoende informatie moet bevatten om de opsporingsautoriteiten in staat te stellen op basis daarvan zo nodig vervolgstappen te zetten. In een dergelijke context moet aan hulpverleners een zekere afwegingsruimte worden gegund, om te voorkomen dat het doen van aangifte zinloos is of dat de negatieve effecten van door hen ervaren geweld of bedreiging worden versterkt. Het is doorgaans voor de betreffende hulpverlener niet makkelijk te beoordelen welke gegevens over een patiënt in het kader van de aangifte wel en niet relevant zijn. Dit geldt te meer als de aangifte snel na het betreffende incident wordt gedaan en bij de hulpverlener gevoelens van angst, onmacht of boosheid bestaan. Mede met het oog op het laatste is het van belang dat hulpverleners te rade kunnen gaan bij hun organisatie en van daaruit ook worden geadviseerd en ondersteund.”

Ondanks dat het CTG begrip heeft voor enerzijds de grote impact van het gebeuren op de verpleegkundige en anderzijds het feit dat de verpleegkundige bij het daaropvolgend doen van de aangifte geen ondersteuning van haar instelling heeft gekregen, laat het CTG de waarschuwing dus in stand.

De les

De in deze bijdrage besproken uitspraak betekent absoluut niet dat zorgverleners vanwege het beroepsgeheim beter geen aangifte meer kunnen doen. Voorop blijft staan dat agressie en/of geweld van een patiënt tegen een zorgverlener volstrekt onaanvaardbaar is. Dergelijk gedrag kan en moet worden aangepakt. Het doen van aangifte, desnoods (anoniem) onder nummer, heeft in dat kader altijd nut en is belangrijk. Wel dienen zorgverleners door hun werkgever goed te worden ondersteund indien en voor zover zij aangifte doen. Dit teneinde, met inachtneming van de grenzen van het beroepsgeheim, een aangifte te doen op basis waarvan vervolging kan plaatsvinden. Het CTG overweegt terecht dat het doorgaans voor een zorgverlener niet makkelijk te beoordelen is welke vertrouwelijke gegevens over een patiënt in het kader van een aangifte wel en niet relevant zijn. Juridische ondersteuning wordt door zorgverleners (en politie/justitie) zeer gewaardeerd. Thuis Partners advocaten heeft veel expertise in huis voor wat betreft het beroepsgeheim. Thuis Partners advocaten wordt ook vaak ingeschakeld door grote zorginstellingen om zorgverleners bij te staan bij het doen van aangifte. Uiteraard verlenen we, indien gewenst, ook graag bijstand aan zorgverleners van uw organisatie.

Dit is een bijdrage van Christiaan Riemens (criemens@thuispartners.nl).

 

[1] https://www.trouw.nl/zorg/bedreiging-en-geweld-zijn-gangbaar-op-de-huisartsenpost~b2f5c4f5/

Geschreven door

Was dit artikel nuttig?

Wij bespreken graag uw persoonlijke situatie tijdens een vrijblijvende kennismaking met een voor uw situatie relevante specialist.

Een van onze adviseurs neemt binnen uiterlijk één werkdag contact met u op om samen een afspraak in te plannen