1. Inleiding
De Belastingdienst is de grootste verzamelaar van gegevens van ondernemingen en personen in Nederland. Die gegevens gebruikt de Belastingdienst om te controleren of de belastingplichtigen hun belastingaangiften wel op de juiste wijze hebben samengesteld. Ondernemingen zijn op verzoek verplicht om informatie over derden aan de Belastingdienst te verstrekken.[1] Deze verplichting gaat heel ver. Bekend is het zogenaamde Stad Rotterdam arrest uit de jaren zeventig, waarbij een verzekeringsmaatschappij van alle relaties die een pleziervaartuig hadden verzekerd op verzoek aan de Belastingdienst naam, adres en woonplaats van die polishouders moest verstrekken.[2] Van recentere datum is het zogenaamde SMS Parking arrest dat de voorpagina’s van de kranten heeft gehaald.[3] SMS Parking moest van al haar klanten die gebruik maken van de parkeerapp van SMS Parking de gebruiksgegevens en naam, adres en woonplaats aan de Belastingdienst verstrekken.
2. Geheimhouding? Neen dus!
Alle ondernemers kunnen dus vragen krijgen van of onderzocht worden door de Belastingdienst met betrekking tot derden waarmee zij zaken doen of hebben gedaan. Die verplichting staat in de wet en daar valt niet aan te tornen. Indien een ondernemer zaken heeft gedaan en/of doet met een relatie en de Belastingdienst vraagt om nadere informatie over die relatie, dan is een natuurlijke reactie die relatie daarvan op de hoogte te stellen en zo nodig de aan de Belastingdienst verstrekte informatie ook aan die relatie te verstrekken. Transparant handelen willen wij immers allemaal. De Belastingdienst is echter een andere mening toegedaan. De Belastingdienst is van mening, en stelt dat ook met zoveel woorden, dat de ondernemer als informatieverstrekker de derde daarvan niet op de hoogte mag stellen en dat hij dit zelfs geheim moet houden. De Belastingdienst baseert zich daarbij op artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen[4] dat met zoveel woorden bepaalt dat er een geheimhoudingsplicht bestaat in het geval werkzaamheden plaatsvinden in het kader van de uitvoering van de belastingwetgeving. Dit standpunt van de Belastingdienst is niet onderbouwd. In het verleden heb ik daar al eens aandacht voor gevraagd.[5] Recent hebben een aantal schrijvers mijn mening bevestigd.[6] De verplichting tot geheimhouding rust op de Belastingdienst zelf en niet op willekeurige derden. De geheimhouding van de Belastingdienst is per slot van rekening van groot belang: belastingplichtigen delen immers informatie met de Belastingdienst die privacy-/bedrijfsgevoelig is of kan zijn. Die informatie mag natuurlijk niet op straat komen te liggen maar moet geheim blijven. Transparantie en geheimhouding is immers de basis voor een juiste belastingheffing. Het standpunt van de Belastingdienst is ook niet houdbaar nu heel veel informatie die aan de Belastingdienst moet worden verstrekt ook aan de belastingplichtigen zelf wordt verstrekt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan jaaropgaven en jaaroverzichten van banken.
3. Voorschrift informatie fiscus/banken
In het zogenaamde Voorschrift informatie fiscus/banken uit 2013 zijn nadere afspraken vastgelegd hoe en op welke wijze informatie door de banken aan de Belastingdienst moet worden aangeleverd.[7] Dit voorschrift is met ingang van 1 januari jl. op een aantal onderdelen gewijzigd.[8] Eén van die wijzigingen betreft de geheimhouding. Wanneer banken een verzoek om informatie van de Belastingdienst krijgen, mogen zij die informatie niet doorgeven aan hun relatie waarop dat verzoek betrekking heeft. Daarnaast mogen de banken de aan de Belastingdienst verstrekte informatie niet delen met die relatie waarop die informatie betrekking heeft. De Staatsecretaris van Financiën stelt botweg: ”Hiermee wordt verduidelijkt dat de geheimhoudingsplicht, die op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijkbelastingen ook voor derden geldt,…..”. Dat daar geen behoorlijke wettelijke grondslag voor is, deert de Staatsecretaris blijkbaar niet. De notie dat informatie-uitwisseling een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van de burger, ontbreekt volledig. Kort en goed: in het geniep moet informatie aan de Belastingdienst worden verstrekt. De belastingplichtige mag zelf niet te weten komen welke informatie, goed of fout(!), over hem of haar met de Belastingdienst wordt gedeeld!
4. De Belastingdienst als gluurder
De Belastingdienst verzamelt dus allerlei informatie in het geniep.[9] De burger mag daarvan niets te weten komen. Wee de situatie dat er onjuiste informatie aan de Belastingdienst wordt verstrekt. De burger moet dan als een ware David een overheidsorganisatie van circa 30.000 employees als Goliat zien te overtuigen dat die informatie onjuist is. In de zogenaamde toeslagenaffaire hebben wij gezien waar dat toe kan leiden. Een unheimisch gevoel resteert. “Big brother is watching you”.[10] Geen goed begin van het jaar!
5. Onnodig
Het valt niet goed in te zien waarom de Belastingdienst hier nu weer zo ver zijn boekje (lees: de wet) te buiten moet gaan. De opstelling van de Belastingdienst wordt vermoedelijk ingegeven omdat hij burgers en ondernemingen als (potentiële) fraudeurs ziet. Op een andere manier kan ik de opstelling van de Belastingdienst en de Staatssecretaris van Financiën niet duiden. Op (potentiële) fraudeurs is echter het strafrecht van toepassing en daarin is wél wettelijk geregeld dat derden die het Openbaar Ministerie informatie moeten verstrekken daarover geheimhouding moeten betrachten.[11] De Belastingdienst is echter geen Openbaar Ministerie en zou dat ook niet moeten en willen zijn.
Mr. Eugène Rosier
Advocaat-belastingkundige
[1] Artikel 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
[2] Hoge Raad 10-12-1974, BNB 1975/52.
[3] Hof ‘s-Hertogenbosch 19-08-2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:2803.
[4] Een vergelijkbare bepaling is te vinden in artikel 67 van de Invorderingswet.
[5] E.J.M. Rosier, Zorgvuldige omgangsvormen en getuigen, TFB 2017/7, p. 24-27.
[6] J. Berns, NTFR 2020/1995 en G.J.M.E de Bont, NTFR 2019/734; zie tevens hun naschrift in NTFR 2020/2362.
[7] Voorschrift informatie fiscus/banken van 13 december 2012, nr. BLKB 2012/1937M, Stcrt. 2012, 26782.
[8] Besluit van 16 december 2020, nr. 2020-22953, Stcrt. 2020, 62942.
[9] Dat doet de dienst ook zelfstandig; bijvoorbeeld Automatische kentekenplaatherkenning; zie HR 24-02-2017, ECLI:NL:HR:2017:286.