Exact deze situatie was onlangs bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam aan de orde. De feiten lagen als volgt:
- Tijdens een consult merkt de arts op dat de patiënt heeft gedronken en slecht uit zijn woorden komt.
- Dit wordt bevestigd door een blaastest. Hierop adviseert de arts de patiënt met klem om niet met de auto naar huis te gaan. De arts geeft aan in dat geval de politie te bellen.
- De arts ziet vervolgens na het consult dat de patiënt met de auto wegreed. De politie wordt vervolgens door de arts gebeld (klacht I)
- Nog geen halfuur later wordt de arts door de politie gebeld. Op vragen van de politie antwoordt de arts kordaat dat de patiënt bij hem onder behandeling was en behalve alcohol geen verslavende middelen gebruikte (klacht II).
De klacht van de patiënt richt zich op het tweemaal doorbreken van het beroepsgeheim door de arts. Het college maakt allereerst kenbaar welke criteria zoal een rol spelen bij het maken van de keuze om de geheimhoudingsplicht ex. art. 88 BIG te doorbreken. Dit betreffen:
- het is niet mogelijk toestemming van de patiënt te vragen dan wel te krijgen;
- de arts komt in gewetensnood als hij zijn beroepsgeheim niet doorbreekt;
- zwijgen kan ernstige (verdere) schade opleveren;
- het doorbreken van het beroepsgeheim kan deze schade voorkomen;
- het beroepsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden;
- de arts ziet geen andere weg om het probleem op te lossen.
In geval van het eerste doorbreken wordt de klacht ongegrond verklaard. Daarbij was ten eerste van belang dat de patiënt erkende dat hij voorafgaand aan het consult een borrel op had en het niet ondenkbaar was dat er nog alcohol in zijn bloed zat. Ten tweede had de arts de patiënt met klem geadviseerd om niet de auto in te stappen. Ten derde verklaarde de patiënt dat hij de zorgen van de arts begreep. Het college oordeelde vervolgens dat het de arts onder die omstandigheden was toegestaan om de politie te informeren dat de patiënt onder invloed van alcohol was weggereden teneinde schade aan de patiënt of derden te voorkomen.
De tweede klacht wordt echter gegrond verklaard. De arts had de politie niet gevraagd waarom de politie vertrouwelijke informatie over de patiënt wilde hebben. Evenmin had de arts gevraagd wat er op dat moment (de melding was immers een halfuur eerder al door de arts gedaan) met de patiënt aan de hand was. De arts had volgens het college derhalve niet onderzocht of al dan niet (ernstige) schade voor een derde dreigde. De belangenafweging was niet of onvoldoende in acht genomen. De arts had eerst de feiten moeten onderzoeken. Het college ziet echter af van het opleggen van een maatregel. De arts had genoegzaam ter zitting verklaard lering te hebben getrokken uit de gebeurtenissen en volgens het college had de arts altijd het belang van de patiënt vooropgesteld.
Deze bijdrage is geschreven door mr. Christiaan Riemens (criemens@thuispartners.nl).