Wat doe je als arts wanneer een 12-jarige patiënt laat weten dat hij geen chemotherapie wil ondergaan? Voor deze moeilijke vraag kwam een oncoloog in Noord-Holland te staan, zo blijkt uit een recente uitspraak van de rechter in kort geding. [1]
Bij de jongen werd in november 2016 een hersentumor geconstateerd. Deze tumor is diezelfde maand verwijderd. Daarna heeft gedurende 6 weken dagelijks bestraling plaatsgevonden. Er zijn geen uitzaaiingen gevonden. Volgens het toepasselijk medisch protocol zou vervolgens nog een chemokuur van 4 tot 5 weken moeten volgen, die mogelijk nog tot 1 jaar na de radiotherapie moet worden herhaald.
Ouders voor behandeling, kind tegen
De ouders van de jongen zijn gescheiden. De vader wil dat zijn zoon ook de chemokuur ondergaat, omdat de statistische kans op terugkeer van de tumor bij het niet-volgen van de chemotherapie aanzienlijk groter is (75-80% versus 50%). De moeder is aanvankelijk voorstander van een alternatieve behandeling. Om de radiotherapie mogelijk te maken, is de moeder op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tijdelijk in haar gezag geschorst. De jongen is door middel van een spoedvoorziening onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst bij zijn vader. Nadat moeder heeft laten weten in te zien dat het in het belang van haar zoon is om het reguliere behandelingstraject voort te zetten, wordt de schorsing van het gezag opgeheven en de uithuisplaatsing ongedaan gemaakt. Vervolgens schrijft de jongen zelf een brief naar de kinderrechter dat hij wil stoppen met de behandeling en geen verdere chemotherapie wil. Dit maakt hij ook kenbaar aan zijn behandelend arts.
Dubbele toestemming
Een arts kan slechts een medische behandeling uitvoeren met toestemming van de patiënt. Dit is een uitvloeisel van het in de grondwet verankerde recht op lichamelijke integriteit. Is de patiënt minderjarig, dan moeten zijn ouders deze toestemming verlenen. Voor minderjarigen in de leeftijd van 12 t/m 15 jaar geldt dat niet alleen beide ouders, maar ook de minderjarige zelf toestemming moet verlenen [2], mits hij wilsbekwaam is. Wilsbekwaam wil zeggen dat de minderjarige in staat moet zijn tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.
Wilsbekwaam
Uitgangspunt is dat de arts de wilsbekwaamheid vast stelt door waarneming van de “totale geestelijke toestand van de patiënt”. Zo nodig moet de arts overleg voeren met de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de patiënt of advies inwinnen van een vakgenoot. De wijze waarop de arts tot een oordeel komt over de wilsbekwaamheid is zijn eigen professionele verantwoordelijkheid. De motivering van dit oordeel moet een rechterlijke toetsing kunnen doorstaan. Ter invulling van die norm heeft de KNMG een stappenplan opgesteld. [3]
In casu heeft de behandelend arts de vraag voorgelegd aan een kinder- en jeugdpsychiater, die oordeelde dat de minderjarige 100% wilsbekwaam is te achten. Op basis daarvan heeft de oncoloog besloten de behandeling te stoppen.
Mening minderjarige leidend
De vader van de jongen was het hier niet mee eens en heeft een kort geding aangespannen om de chemotherapie alsnog af te dwingen. De rechter zag geen ruimte om die vordering toe te wijzen. Omdat de minderjarige wilsbekwaam is geacht moet zijn beslissing worden gerespecteerd. Uit artikel 7:450 lid 2 BW volgt dat wanneer een minderjarige patiënt en diens ouders van mening verschillen, de opvatting van de minderjarige leidend is. De rechter voegt hier nog aan toe dat het niet onaannemelijk is dat de zoon door zijn moeder is beïnvloed bij het maken van zijn keuze, maar dat dit niet betekent dat de jongen op onzinnige gronden tot zijn beslissing is gekomen.
Oordeel kinderpsychiater voldoet aan eisen
In hoger beroep [4] heeft de vader nog aangevoerd dat het oordeel van de kinder- en jeugdpsychiater niet zou voldoen aan de eisen die het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in zijn rechtspraak aan medische adviezen stelt. Het hof is echter van mening dat die rechtspraak hier niet van toepassing is, omdat de brief van de kinder- en jeugdpsychiater niet is aan te merken als een deskundigenrapport, maar als een intercollegiaal consult. Voorts vindt het hof dat uit de inhoud van de brief van de psychiater niet valt af te leiden dat zij niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam kinderpsychiater mag worden verwacht. Zowel de behandelend arts alsook de (werkgever van) de gezinsvoogd mochten daarom volgens het hof op het oordeel van de psychiater afgaan.
Deze bijdrage werd geschreven door: mr. Fokje Kuiper, fkuiper@thuispartners.nl
[2] Zie ook KNMG Wegwijzer dubbele toestemming gezagdragende ouders voor behandeling minderjarige kinderen en kritiek daarop in o.m. “Zorg om het kind, Bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht” van M.R. Bruning in TvGR 2013, 2, p.115-135
[3] Bijlage 9 bij Implementatie van de Wgbo ‘van wet naar praktijk’, deel 2: informatie en toestemming