Staken van een medisch zinloze Covid-19 behandeling: wie beslist?

12 april, 2021

Eisers, familieleden van een man die als gevolg van een Covid-19 infectie op de IC van het LUMC wordt behandeld (onder meer met kunstmatige beademing), vorderen bij de voorzieningenrechter s’-Gravenhage een voortzetting van de medische behandeling. De behandelend artsen van het LUMC verzetten zich daartegen. Deze behandelend artsen zijn van mening dat voortzetting van de medische behandeling medisch zinloos is en in strijd is met de voor artsen geldende professionele standaard. Voortzetting zou volgens deze artsen enkel tot verlenging van het lijden van de patiënt leiden. Een longtransplantatie zou geen optie zijn, gezien de staat van de patiënt, aldus deze artsen (die zich daarin gesteund voelen door artsen van een drietal andere ziekenhuizen). Herstel is niet mogelijk.

De voorzieningenrechter wijst in een uitspraak van 16 maart 2021 de vordering van eisers af. Hij volgt het betoog van de behandelend artsen. Aan dit (goed gemotiveerde) oordeel legt de voorzieningenrechter (kort geschreven) ten grondslag:

  • Iedere arts is op grond van artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek verplicht te handelen als een goed hulpverlener. Een medische behandeling moet altijd gerechtvaardigd kunnen worden. Die rechtvaardiging moet liggen in een bepaald belang voor de patiënt. Als een behandeling niet (meer) in het belang is van de patiënt, is sprake van medisch zinloos handelen. Medisch zinloos handelen is niet toegestaan volgens de richtlijnen waarnaar de artsen moeten handelen. Een arts kan niet verplicht worden tot (het voortzetten van) medische behandelingen die geen medisch zinvol doel meer dienen;
  • Het oordeel of er sprake is van medisch zinloos handelen is voorbehouden aan de arts. De rechter kan dat oordeel slechts marginaal toetsen;
  • De arts moet de patiënt of vertegenwoordiger van de patiënt gedurende de behandeling en over ingrijpende beslissingen als het staken van de behandeling goed informeren;
  • Het oordeel van LUMC is zorgvuldig tot stand gekomen:
    • Uit de aantekeningen van de afdeling IC-LUMC van de gesprekken met de familie blijkt dat het behandelteam van het LUMC, na uitgebreid onderzoek en multidisciplinair overleg, heeft vastgesteld dat 85% van de longen van [echtgenoot van eiseres 1] is beschadigd, er bijkomende complicaties zijn en dat alleen een longtransplantatie nog tot zijn herstel zou kunnen leiden;
    • Twee academische Nederlandse ziekenhuizen hebben, los van elkaar, geoordeeld dat een longtransplantatie niet mogelijk is. Vervolgens is er nog een “second” opinion gevraagd. Ook de artsen van het Isala te Zwolle die de second opinion hebben gegeven, komen na zorgvuldig onderzoek tot de conclusie dat er geen verdere behandelmogelijkheden zijn en herstel daarom niet mogelijk is.
  • Het oordeel van LUMC is niet onjuist:
    • De second opinion van de twee intensivisten uit het Isala te Zwolle bevestigen de conclusie van het LUMC dat er geen behandelmogelijkheden meer zijn;
    • Het Franse longtransplantatiecentrum Foch heeft eisers expliciet bericht dat zij de behandeling niet wil overnemen. Ook uit het door eisers overgelegde bericht van een Turkse arts blijkt niet dat zijn ziekenhuis een mogelijkheid ziet voor herstel.
  • Het LUMC heeft ook verder gehandeld als goed hulpverlener:
    • Het LUMC heeft eisers gedurende de behandeling en over ingrijpende beslissingen als het staken van de behandeling goed geïnformeerd;
    • Het LUMC heeft eisers voldoende tijd geboden om te zoeken naar een ziekenhuis dat de behandeling wilde overnemen.

Bovenstaande leidt uiteindelijk tot de conclusie in deze tragische zaak dat (ook) de voorzieningenrechter van oordeel is dat voortzetten van de kunstmatige beademing medisch zinloos is en in strijd met de voor de artsen van het LUMC geldende professionele standaard. Een niet op feiten gebaseerde (invoelbare) hoop dat er ergens ter wereld toch nog een behandeling mogelijk is die leidt tot herstel, rechtvaardigt volgens de voorzieningenrechter geen behandelgebod waarmee van de LUMC-artsen verlangd kan worden dat zij in strijd met de voor hen geldende medische professionele standaard handelen en een naar hun oordeel en het oordeel van een second opinion artsen medisch zinloze behandeling geven, die bovendien naar de vaste overtuiging van de bij de behandeling van de patiënt betrokken artsen slechts leidt tot verlenging van zijn lijden.

Les voor de praktijk is dat van artsen niet kan worden verlangd een zinloze Covid-19 behandeling voort te zetten. Er is geen behandelgebod indien en voor zover familieleden van een patiënt (nog) geen afscheid kunnen nemen. Wel wordt van artsen verlangd dat zij zorgvuldig handelen bij (de weg naar) het staken van een medisch behandeling. Artsen moeten familieleden goed informeren, desgewenst een second of third opinion inwinnen en familieleden in de gelegenheid stellen om te zoeken naar een ziekenhuis dat de behandeling wilde overnemen. Hierbij passen korte termijnen teneinde het zinloos medisch handelen en de daarmee gepaard gaande verlenging van het lijden van de patiënt, beperkt te houden.

Dit artikel is geschreven door mr. Christiaan Riemens, Sectie Gezondheidsrecht (criemens@thuispartners.nl). U kunt rechtstreeks contact met mr. Riemens opnemen bij eventuele gezondheidsrechtelijke en/of corona-gerelateerde vragen.

Geschreven door

Was dit artikel nuttig?

Wij bespreken graag uw persoonlijke situatie tijdens een vrijblijvende kennismaking met een voor uw situatie relevante specialist.

Een van onze adviseurs neemt binnen uiterlijk één werkdag contact met u op om samen een afspraak in te plannen