“De VS kampt met zoveel gevallen van mazelen, dat de roep om verplicht vaccineren steeds luider wordt”. Dit bericht stond in De Limburger van woensdag 6 maart jl. Ook in Nederland is deelname aan het rijksvaccinatieprogramma (nog) niet verplicht. Het niet laten vaccineren van de eigen kinderen kan echter verschillende nadelige gevolgen hebben. Ten eerste hebben deze kinderen zelf een grotere kans om ziek te worden. Daarnaast kunnen zij ook andere kinderen besmetten, onder meer kinderen die op medische gronden niet gevaccineerd kunnen worden, zoals bijvoorbeeld leukemiepatiënten. Bovendien kunnen beslissingen van individuele ouders samen ertoe leiden dat het percentage gevaccineerde kinderen zakt en er een reële kans ontstaat op de uitbraak van een epidemie.
In 2018 bleek de vaccinatiegraad in ons land te zijn teruggelopen. Daarom gaan ook hier steeds meer stemmen op voor een vaccinatieplicht. Mr. Dr. Ernst Hulst, universitair docent aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, concludeert dat in juridische zin niets aan de invoering van een vaccinatieplicht in de weg staat[1]. De wetgever zou een dergelijke plicht kunnen baseren op het algemeen belang van de volksgezondheid.
Tegenstanders van vaccineren zijn grofweg te onderscheiden in 3 groepen: mensen die vanuit religieuze overtuiging weigeren hun kind te laten vaccineren, mensen die vaccinaties zien als een ongewenste ingreep in de natuurlijke gang van zaken en de derde groep, die bestaat uit mensen die bang zijn voor ernstige bijwerkingen. De weerstand van de laatste groep berust niet zo zeer op principiële argumenten maar eerder op een wantrouwen tegen de (van overheidswege) verstrekte informatie.
In augustus 2018 moest de rechtbank Amsterdam[2] een beslissing nemen over een verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming aan een vader om zijn dochtertje van nog geen 2 jaar oud tegen de wil van de moeder te laten deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma. De vrouw had zowel ethische als medische bezwaren. Zij vond dat zij door het geven van moedermelk haar kind voldoende kan beschermen en voerde verder aan, dat haar kind schade kan oplopen door de vaccinaties, de combinaties van de vaccinaties en de hulpmiddelen daarin. De vrouw wilde dat haar kind via de huisarts zou worden ingeënt met mono vaccins. De man vond dat dit niet in het belang van zijn kind is, gelet op de risico’s voor haar gezondheid. De vrouw voerde verder nog aan dat het verzoek van de man in strijd is met het zelfbeschikkingsrecht van het kind. Zij deed in dat kader een beroep op internationale verdragen waaronder het IVRK.
De rechter kiest in deze zaak de zijde van de reguliere geneeskunde en de grondige onderbouwing van het rijksvaccinatieprogramma. De rechter overweegt: “Het is een feit van algemene bekendheid dat het gevoerde overheidsbeleid door medici breed wordt gedragen en dat het overgrote deel van de bevolking dit overheidsbeleid steunt en kinderen daaraan laat deelnemen. Daaraan doet niet af dat er ook deskundigen zijn die daar kritisch tegenover staan. Het vaccineren van het kind volgens het rijksvaccinatieprogramma is het meest in haar belang.“
Aan dit individuele belang zou dus ook nog een aantal algemene belangen kunnen worden toegevoegd. Immers, een rijksvaccinatieprogramma is pas effectief als er een bepaalde dekkingsgraad wordt behaald en het niet vaccineren van het ene kind kan een verhoogd risico voor een ander meebrengen. Op grond van deze algemene belangen kan een door ouders gestelde inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht of op het recht op bescherming van het gezinsleven toch gerechtvaardigd worden geacht.
Hulst wijst er verder op dat de Staat onder andere op grond van artikel 3 VN Kinderrechtenverdrag[3], ervoor moet zorgen dat de belangen van een kind worden gediend, waaronder expliciet de gezondheid van het kind. De conclusie dat een kind juist recht heeft op deelname aan een vaccinatieprogramma van de overheid ligt dus voor de hand. Vanuit de Jeugdwet zou verplichte vaccinatie wellicht al mogelijk zijn in een situatie waarin een kind anders gevaar loopt op een ernstige ziekte, aldus Hulst.
Dit is een bijdrage van mr. Fokje Kuiper (fkuiper@thuispartners.nl)
[1] Tijdschrift Zorg & Recht in praktijk, januari 2019: “Dalende vaccinatiegraad, stijgende vaccinatieplicht?
[3] Zie ook artikel 24 IVRK over de plicht van de Staat om passende maatregelen op het gebied van de preventieve gezondheidszorg te nemen.