Zo sluit het artikel in het FD van twee weken geleden af waarin de fiscale zaak van Goldschmeding werd besproken. Langslepende procedures worden vaak als argument gebruikt om een onbevredigend compromis te accepteren of te berusten in de correcties die de Belastingdienst heeft opgelegd. Toch zijn er voldoende mogelijkheden om een procedure tegen de Belastingdienst te versnellen. Hier volgt een korte inventarisatie.
De fiscale procedure
Kort samengevat start de “normale” procedure met een aanslag waartegen binnen zes weken een bezwaarschrift wordt ingediend. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep bij de rechtbank worden ingesteld. Tegen de uitspraak van de rechtbank kan beroep bij het gerechtshof worden ingesteld. Tegen de uitspraak van het gerechtshof kan in beginsel tot slot, cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld. Ik abstraheer hier van bijzondere incidenten zoals een procedure over een informatiebeschikking, terugwijzen, verwijzen of de bestuurlijke lus.
Beslissing op bezwaar
De Belastingdienst dient binnen een – in beginsel – beperkte termijn een beslissing op bezwaar te nemen. Wanneer die termijn wordt overschreden kan een dwangsom worden aangezegd en kan tegen een zogenaamde “fictieve weigering” beroep worden ingesteld bij de rechtbank. Ook kan in overleg met de Belastingdienst worden besloten de bezwaarfase over te slaan zodat rechtstreeks beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld, de zogenaamde “prorogatie”. Een nadeel van prorogatie kan zijn dat er geen hoorzitting zal plaatsvinden en mitsdien ook geen inzage in het dossier van de Belastingdienst plaatsvindt.
Beroep bij de rechtbank
Wanneer een bezwaarschrift is ingediend, heeft de belanghebbende het recht om bij de rechtbank om een zogenaamde “voorlopige voorziening” te vragen. De rechter die de voorlopige voorziening dient te geven, kan op grond van de zogenaamde “kortsluitingsbepaling” besluiten de zaak volledig te beslissen en dus niet alleen ten aanzien van de voorlopige maatregel.
Indien “gewoon” beroep wordt ingesteld bij de rechtbank kan gemotiveerd verzocht worden om een zogenaamde “versnelde behandeling”. Dat heeft tot gevolg dat alleen beroepschrift en verweerschrift mogen worden ingediend en verkorte termijnen door de rechtbank worden gehanteerd. De zaak zal versneld voor een mondelinge behandeling worden aangemeld.
Onlangs is de mogelijkheid geopend dat de rechtbank zogenaamde “prejudiciële vragen” kan stellen aan de Hoge Raad. Deze mogelijkheid is met name interessant wanneer er juridisch technische beslispunten voorliggen die nog niet eerder in hoogste instantie zijn beslist. Deze mogelijkheid kan procespartijen een procesgang tot aan de Hoge Raad besparen.
Beroep bij het gerechtshof
Nadat de rechtbank een uitspraak heeft gedaan kan in overleg met de Belastingdienst worden besloten om zogenaamde “sprongcassatie” toe te passen en de zaak met voorbijgaan van het gerechtshof, direct aan de Hoge Raad voor te leggen.
Indien de zaak aan het gerechtshof wordt voorgelegd, heeft belanghebbende dezelfde mogelijkheden om de procedure te versnellen als bij de rechtbank: de kortsluitingsbepaling, het verzoek om een versnelde behandeling en het stellen van prejudiciële vragen bij de Hoge Raad.
Cassatie bij de Hoge Raad
Indien een cassatieberoep wordt ingesteld, kan de Hoge Raad om een versnelde behandeling worden verzocht overeenkomstig de regels zoals eerder beschreven voor de procedure bij de rechtbank.
Tot slot
De wetgever heeft duidelijk voor ogen gehad dat in bepaalde gevallen snelle(re) rechtspraak noodzakelijk is en heeft daarvoor mogelijkheden gecreëerd om een procedure tegen de Belastingdienst te versnellen. Wel is belanghebbende soms afhankelijk van de medewerking van de Belastingdienst maar natuurlijk ook van de rechter in kwestie. Het is dan ook zaak goed gemotiveerd te bepleiten dat een “versneller” van de procedure toepassing verdient. De ervaring leert dat rechters hier soms gevoelig voor zijn.
Deze bijdrage is geschreven door mr. Eugène Rosier (sectie fiscale advocatuur; erosier@thuispartners.nl).