Bestuurders let op: bijzondere gevolgen door de invoering van de wet modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen

10 juni, 2016

1. Inleiding

Op 1 januari 2015 is de wet modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen in werking getreden. Door deze wet worden bepaalde economische activiteiten van “de overheid” (van de rijksoverheid tot gemeenten) in de vennootschapsbelastingheffing betrokken. Deze wet beoogt overheidsondernemingen op dezelfde wijze aan de vennootschapsbelasting te onderwerpen als private ondernemingen. Ik ga hier niet verder op deze wet in. Wel vraag ik aandacht voor de (onbedoelde?) gevolgen van deze wet voor de bestuurders/feitelijk leidinggevers van overheidsondernemingen.

2. Aansprakelijkheid voor met name omzetbelasting en loonbelasting

Op grond van art. 36 Invorderingwet (hierna: Inv) kunnen bestuurders aansprakelijk zijn voor (met name) niet betaalde loon- en omzetbelasting door B.V.’s en N.V’s die zijn onderworpen aan de heffing van de vennootschapsbelasting. Het is van het grootste belang dat bestuurders tijdig melden dat loon – en omzetbelasting door de B.V./N.V. niet kan worden betaald. Te laat melden van betalingsonmacht leidt onherroepelijk tot aansprakelijkheid van de bestuurder in privé.

3. Overheids B.V.’s en N.V.’s zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting

Nu overheids B.V.’s en N.V.’s met de wet “modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen” worden onderworpen aan de heffing van de vennootschapsbelasting, worden bestuurders van deze rechtspersonen ook risicoloper voor de bestuurdersaansprakelijkheid van art. 36 Inv. Er is echter nog meer.

4. Bestuurders van (rijks)overheidsbedrijven zijn ook risicoloper

Art. 36 Inv ziet op een “rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam in de zin van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voor zover het aan de vennootschapsbelasting is onderworpen“. De overheid in al haar geledingen dient te worden aangemerkt als een rechtspersoon.[1] Dus wanneer een onderdeel van bijvoorbeeld een gemeente of provincie aan de vennootschapsbelasting is onderworpen, zullen de (feitelijke) bestuurders van dat onderdeel ook risicoloper van art. 36 Inv zijn. Directe overheidsbedrijven (dus onderdeel van de overheid zelf) en indirecte overheidsbedrijven (B.V.’s en N.V.’s waarvan de aandelen (grotendeels) in handen zijn van de overheid), worden voor de toepassing van art. 36 Inv dus gelijk behandeld.

5. Bestuurders van stichtingen die onder de vennootschapsbelasting vallen, let op!

De invoering van de wet Vpb-plicht heeft ook gevolgen voor de aansprakelijkheid van bestuurders van een stichting in geval van een faillissement. Bestuurders van B.V.’s en N.V.’s weten dat zij bij een faillissement een risico lopen door de curator voor het boedeltekort te worden aangesproken.[2] Art. 2:300a BW verklaart die bepalingen van overeenkomstige toepassing in geval van een faillissement van een stichting die aan de heffing van de vennootschapsbelasting is onderworpen. Indien dus door de wet “modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen” stichtingen onder de heffing van de vennootschapsbelasting vallen, lopen de bestuurders van die stichting daardoor hetzelfde risico’s als bestuurders van een B.V/N.V.

6. Advies: zorgvuldig besturen en verzekeren

Bestuurders van overheidsactiviteiten die met ingang van de wet “modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen” onder heffing van de vennootschapsbelasting vallen, lopen hetzelfde risico om aansprakelijk te worden gesteld voor niet afgedragen belastingen als elk ander commercieel bedrijf. Of die overheidsactiviteit nu door middel van een B.V./N.V. wordt gedreven of rechtstreeks voor de betreffende overheid, maakt voor het te belopen van dit risico niet uit. Bestuurders van stichtingen die worden onderworpen aan de heffing van de vennootschapsbelasting lopen hetzelfde risico als bestuurders van B.V.’s/N.V.’s.

Het behoeft geen toelichting dat zorgvuldig besturen de beste remedie tegen aansprakelijkheid is. Toch kunnen zich omstandigheden voordoen die niet te voorzien zijn maar wel het risico op een aansprakelijkheid met zich brengen.[3] Om die reden verzekeren bestuurders in de commerciële sector zich reeds jaren tegen deze risico’s (inclusief de kosten van rechtsbijstand). Dat lijkt ook een goede handelwijze voor bestuurders/feitelijk leidinggevers die met de wet “modernisering vpb-plicht overheidsondernemingen” tot risicolopers zijn geworden.

Deze bijdrage is geschreven door mr. Eugène Rosier (sectie fiscale advocatuur; erosier@thuispartners.nl).

[1] Zie art. 1 BW 2: “De Staat, provincies, de gemeenten, de waterschappen alsmede lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid

[2] Art. 2:138/139 resp. 248/249 BW

[3] Het risico op een procedure moet al serieus worden genomen alleen al vanwege de te maken kosten van rechtsbijstand

Was dit artikel nuttig?

Wij bespreken graag uw persoonlijke situatie tijdens een vrijblijvende kennismaking met een voor uw situatie relevante specialist.

Een van onze adviseurs neemt binnen uiterlijk één werkdag contact met u op om samen een afspraak in te plannen