Rob Lemmens
Partner
Ondernemers die met een Nederlandse rechtspersoon – een bv, nv, vereniging, coöperatie of stichting – deelnemen aan het handelsverkeer genieten een hoge mate van wettelijke bescherming. De wet neemt voor deze rechtspersonen als uitgangspunt dat ze uitsluitend zelfstandig aansprakelijk zijn voor hun verplichtingen. Een bestuurder is niet hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen van deze rechtspersonen. De Nederlandse rechtspraak onderschrijft dit uitgangspunt met als motivering dat het niet in het belang van de onderneming is als bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen.
Het beginsel dat een bestuurder niet aansprakelijk is, vindt zijn grenzen als de bestuurder een zorgvuldigheidsnorm schendt of zijn taak onbehoorlijk uitoefent. In die gevallen komt het aansprakelijk stellen van een bestuurder aan de orde. Het gaat dan om bestuurdersaansprakelijkheid ten opzichte van een derde (externe aansprakelijkheid), ten opzichte van de rechtspersoon (interne aansprakelijkheid) of ten opzichte van een curator bij faillissement (bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement).
Een bestuurder kan een onrechtmatige daad ten opzichte van een derde plegen door ‘in strijd met hetgeen het maatschappelijk verkeer betaamt’ te handelen. Een bestuurder kan bijvoorbeeld aansprakelijk worden gesteld voor onzorgvuldig of nalatig handelen als bestuurder. Of voor het aangaan van een verbintenis waarvan hij wist (of hoorde te begrijpen) dat de rechtspersoon niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen of als hij deze uit onwil (in plaats van onmacht) niet nakomt. Ook wanneer een bestuurder een wettelijke, statutaire of contractuele bepaling met een specifieke zorgvuldigheidsverplichting ten opzichte van een derde, bijvoorbeeld een wedercontractant of de Belastingdienst, schendt, kan dit leiden tot aansprakelijkheid.
Een bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de hem opgedragen taak. In de vaste rechtspraak geldt dat voor interne bestuurdersaansprakelijkheid de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Om te beoordelen of een ernstig persoonlijk verwijt inderdaad aan de orde is, moeten alle omstandigheden worden betrokken. Bijvoorbeeld de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de daaruit voortvloeiende risico’s, de taakverdeling binnen het bestuur en de binnen het bestuur geldende richtlijnen. Ook kijkt de rechtspraak naar de gegevens waarover de bestuurder beschikte (of hoorde te beschikken) ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, als ook het inzicht en de zorgvuldigheid die verwacht mag worden van een bestuurder.
In geval van faillissement van de rechtspersoon is iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk als het bestuur in de drie jaar voorafgaand aan het faillissement zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Met het woord ‘kennelijk’ bedoelt de wet dat zonder twijfel sprake is van onbehoorlijke taakvervulling. Twijfelgevallen vallen dus niet onder het begrip kennelijk onbehoorlijk bestuur. Van kennelijk onbehoorlijk bestuur kan slechts worden gesproken als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus gehandeld zou hebben. Dit impliceert dat aan bestuurders een ernstig verwijt gemaakt kan worden. Voorbeelden hiervan zijn: het zonder behoorlijke voorbereiding nemen van beslissingen met vergaande financiële consequenties, het verwaarlozen van de kredietbewaking en het zich niet tijdig indekken tegen voorzienbare risico’s.
Als het bestuur niet een administratie van de rechtspersoon heeft bijgehouden en/of de wettelijke publicatieplicht van de jaarrekening heeft geschonden, dan wordt niet voldaan aan de beginselen van verantwoord ondernemerschap. In dat geval treden twee wettelijke vermoedens in, namelijk het onweerlegbare vermoeden dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en het weerlegbare vermoeden dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het is dan aan iedere bestuurder om aan te tonen dat zijn onbehoorlijke taakvervulling géén belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Een bestuurder kan zijn risico op aansprakelijkheid afdekken met een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering. Die verzekering dekt doorgaans niet alleen de schade die de bestuurder moet vergoeden, maar ook de kosten van de juridische bijstand door een advocaat.
In onze grensregio komen vaak vragen over internationaal privaatrecht aan de orde. Bijvoorbeeld hoe de bestuurdersaansprakelijkheid van een Belgische bestuurder bij een Nederlandse bv wordt beoordeeld en hoe het dan zit met verjaring. Ook bij dit soort internationale vraagstukken kunt u terecht bij Thuis Partners.
'Quality is everyone’s responsibility'